In de hobbelige en kronkelige straten van Parijs slenteren mensen heen en weer. Zelden zie je een kinderwagen, laat staan een rolstoel. Het navigeren door de stad is voorbehouden aan degenen die gemakkelijk hun voeten kunnen verplaatsen, die behendig zijn en flexibel kunnen zijn. Bij de trap in de metrogang probeert een man zijn kind in een kinderwagen naar beneden te tillen. Hij slaagt erin, hij heeft geen andere keuze, want er is geen lift. In geen enkel metrostation zie ik een alternatief voor lopen, het beklimmen en afdalen van trappen. Het kan altijd erger, zoals een vriendin ooit zei, met wie ik nauwelijks nog praat. Het contact is verwaterd door de tijd, gebeurtenissen en het egoïsme van zelfbehoud.
Volgende week zal ik hoogstwaarschijnlijk aanwezig zijn bij de onthulling van een aangepaste speeltuin, de tweede waar ik me voor heb ingezet. Denkbeeldige linten zullen worden doorgeknipt, er zal worden geapplaudisseerd. Dat hebben we weer voor elkaar gekregen.
Vaak klaagde ik over de onwetendheid van gemeenten en overheid, over de onwetendheid van mensen, soms ook over hun naïviteit. Maar het kan inderdaad altijd erger. Parijs, je bent een prachtige stad waar ik graag naar terugkeer. Naar de plekken waar anderen niet zo snel komen, waar ik urenlang door smalle straatjes kan dwalen die heuvelopwaarts gaan en weer naar beneden, omdat ik kan lopen, kan rusten en op twee benen kan staan.
Eén reactie op “Paris, mais non.”
Ook in Nederland werden vroeger gekken en dwazen, ouderen, zieken en minder beweeglijker verder weg gestopt. Uit het zicht verborgen.
Alsof de buitenlucht helend kan zijn?
Of vooral uit schaamte voor ontbrekende medemenselijkheid!
Stille groet,