Terwijl ik over het voetpad liep, bekeek ik het verkeer aandachtiger. Sinds het incident waarbij ik tegen een plotseling stilstaande auto botste, ben ik onbedoeld geïnteresseerd geraakt in menselijk gedrag in het verkeer. De dag ervoor las ik een rouwadvertentie; ik lees ze graag (soms staan er onverwacht mooie poëtische teksten in, vaak is het voorgekauwde prut). De achterblijvers wilden benadrukken hoezeer de overledene een mensenmens was geweest.
Ik dacht bij mezelf: ik ben helemaal geen mensenmens. Soms heb ik een grondige hekel aan mensen. Mensen zijn complex en daardoor soms onuitstaanbaar. Ze willen graag hun beste beentje voorzetten, praten veel om te laten zien dat ze iets van de wereld weten, en zijn zelden stil in elkaars gezelschap. Ze vloeken in hun auto als ze de oprit op willen en men laat ze niet toe. In het verkeer zijn ze vaak monsters, vooral in grote steden. Ze trekken zich nergens iets van aan, rijden door rood, tegen het verkeer in, schelden je uit, steken hun middelvinger op, en als je niet oppast, draaien ze om.
Wat betekent het eigenlijk om een mensenmens te zijn? Of een allemansvriend? Ik kan nauwelijks geloven dat je iedereen hartstikke leuk vindt, met iedereen wilt afspreken, gesprekken wilt onderhouden, en voortdurend nieuwe mensen wilt ontmoeten. Is er op geen enkel moment wrijving, irritatie, of ergernis? Of zet je die gewoon gemakkelijk opzij en haal je je schouders op, omwille van het behoud van vriendschappen? Je weet immers nooit wanneer je iemand nodig hebt. Ook dat zet aan het denken.
Totdat ik de documentaire van en over Fran Lebowitz zag (en ik lees nu haar boek “Reader”), dacht ik dat ik ongeveer de enige was. Maar als er iemand is die zich druk maakt over hoe de mens regels verzint, aan het verkeer deelneemt, en gesprekken voert, is zij het wel. Er is een groot verschil tussen klagen en constructieve ergernissen uiten. En dan zwijg ik nog over de generatie die overal dankbaar voor is. Dankbaar voor het eten van een bak yoghurt met granaatappel, stukjes walnoot en honing; dankbaar om deel te mogen nemen aan het zoveelste festival; dankbaar om nieuwe kleding aan te trekken; en vooral dankbaar dat iedereen om hen heen zo dankbaar is.
Ik was inmiddels gestopt bij een stoplicht. Het is best oké om te wachten tot het licht op groen springt. Een beetje geduld op zijn tijd is wat we nodig hebben, denk ik. Daar worden mensen rustiger van, minder obstinaat, en vriendelijker. En als dat gebeurt, word ik misschien, heel misschien, steeds meer een mensenmens.
Ontdek meer van Karin Ramaker.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Een kannibaal een necrofiel, meer mensenmens gaat het ‘m niet worden.