Mevrouw S stiefelt. Ik vind het een mooi woord en het past precies bij de manier waarop ze loopt. Als je stiefelt, loop je in kleine stapjes, maar snel, van de ene kant naar de andere. Mevrouw S weet alleen niet precies waarheen ze wandelt. Ze is klein en zeer tenger van postuur; haar polsen zijn misschien anderhalve keer zo smal als die van mij, en mijn polsen zijn al niet dik.
Haar horloge loopt een uur achter. Ik merk het op. ‘Zal ik uw klok goed zetten?’ Ze kijkt verbaasd naar me op. ‘Kun je dat dan?’ Ik knik en leg uit hoe ik het doe. ‘Ik draai aan dit knopje.’ Ze priegelt aan het bandje en geeft me haar horloge. ‘Dat jij dat kan.’ Mompelt ze, nog steeds verbaasd.
Het is niet half vier maar half vijf. ‘De tijd heeft me al die tijd gefopt,’ lacht ze. We zitten even zwijgzaam voor ons uit te kijken. ‘Het is hier werkelijk prachtig,’ verzucht ze meerdere malen. Dan ziet ze een vlek in de lucht. ‘Daar vliegt mijn vader,’ zegt ze weer. Ik kijk met haar mee. ‘En uw moeder?’ waag ik te vragen. Ze kijkt me even meewarig aan en lacht dan. ‘Nou ja, zij doet ook zo haar eigen dingen.’ Misschien weet ze het niet meer, kende ze haar moeder niet, of had ze geen verleden met een moeder. Allemaal vragen die open blijven liggen.
Over haar vader spreekt ze met trots. Hij kan heel goed vliegen. Herhaaldelijk wijst ze met haar gerimpelde hand, met mooi gelakte roze nagels, naar de lucht. ‘Het is nu een beetje bewolkt,’ constateert ze. ‘Waar woon jij?’ Vraagt ze. In die vijf minuten heeft ze het misschien al drie keer gevraagd.
Gelukkig is haar wang nu geheeld, zeg ik. ’Mijn wang?’ ‘Oh ja, mijn wang.’ Ze wrijft erover. Twee weken eerder liep ze met een blauwe en dikke wang en kaak rond. ‘Heeft de huisarts ernaar gekeken?’ vroeg ik nog. Meteen dacht ik, het heeft niet zoveel zin om dat te vragen. Ja ja, had ze gezegd. Ze kreeg medicijnen. Ze wist niet meer hoe ze aan die pijnlijke wang kwam. Valpartij?
Mevrouw S is een vaste klant op het tennisveld. Ze tennist zelf niet, maar ze kijkt de ballen na. Ze kijkt naar de jongens die les krijgen en de veteranen die een balletje slaan op een maandagmiddag in de zon. Ze zegt in de buurt te wonen. Ze draagt haar steunkousen om haar enkels en laat haar kettingen wiebelen als ze heen en weer stiefelt. Ze draagt een wit met blauwe mok bij zich. ‘Drinkt u graag koffie?’ vraag ik. Ze kijkt in de mok, fronst haar wenkbrauwen en kijkt lachend op. Het had melk kunnen zijn, bedenk ik me, of thee, of zelfs een scheut jenever.
Eén reactie op “Mevrouw S.”
Laat Mevrouw S. Maar stiefelen. Misschien staat de tijd wel stil? En kan ze nog heel veel rond stiefelen?
Stille groet,