417 woorden, 2 minuten leestijd.
In mijn nabije omgeving kende ik iemand die de neiging had om verhalen over zichzelf mooier en interessanter te maken dan ze in werkelijkheid waren. Of het nu bewust of onbewust was, deze persoon leek gedwongen om zijn realiteit te verfraaien. Waarschijnlijk voelde hij zich zo saai en oninteressant dat hij zijn verhalen moest verbeteren om indruk te maken. Dit patroon kwam vaak naar voren in talloze gesprekken en opmerkingen.
Het is mij meerdere keren overkomen dat hij een voorval opblies of een verhaal dat ik vertelde later overnam alsof hij het zelf had meegemaakt. Dit leidde tot een vreemde gewaarwording, een soort subtiele gaslighting. Het is merkwaardig om te spreken met mensen die alles hebben meegemaakt wat jij hebt meegemaakt, maar dan net iets spectaculairder en avontuurlijker. Alles wat je aandraagt, wordt vervormd tot een nieuw verhaal met meer toeters en bellen in een volgend gesprek.
In plaats van boos te worden of verontwaardigd, kijk ik vaak achteroverleunend toe en vraag me af hoe het komt dat iemand zijn eigen leven zo nutteloos en zichzelf zo minderwaardig vindt dat hij elk gesprek met grootsheid en veelvoud moet opblazen. Het is psychologisch erg interessant en fascinerend. Kinderen leren rond hun kleuterleeftijd fantaseren en willen deze fantasieën uitspreken. Zij kunnen iets kleins heel groot maken en zien aan de reacties van anderen hoe ze hun verhaal moeten aanpassen, vaak grotesker. Voor hen voelt het echt aan, vooral als het verhaal herhaald wordt en de reacties groter worden. Ze vertellen deze fantasieën omdat ze zien wat het teweegbrengt, namelijk aandacht van de ander.
Er zijn momenten geweest dat ik de persoon in kwestie heb geconfronteerd met het feit dat een verhaal of een fragment ervan oorspronkelijk door iemand anders was verteld. Dit bracht de fantast in een lastig parket. De tragiek van de fantast is dat hij, eenmaal begonnen met een kleine fantasie over zichzelf, deze fantasie moet blijven volhouden. Anders stort het als een kaartenhuis in elkaar, met alle gevolgen van dien.
Op aanraden van een vriend lees ik toevallig een artikel over Michel de Montaigne. Montaigne, (1533-1592), die het essay uitvond (van essayer, wat uitproberen betekent), verwoordde het treffend:
“Wie mager van lijf is, draagt vullingen in zijn kleding. Wie weinig te vertellen heeft, neemt zijn toevlucht tot bombast.”
Het is treurig om te beseffen dat deze persoon het alleen maar deed om aandacht te trekken en erkenning te krijgen. “Ik besta ook, ik doe er ook toe, ik heb ook iets meegemaakt. Ik hoor er ook bij.” Het zou mooier zijn als hij voldoende zelfvertrouwen had en tevreden kon zijn met wie hij is en de kinderlijke fantasie achter zich kon laten.