458 woorden, 2 minuten leestijd.
Ik wist niet precies wat ik kon verwachten toen ik door de miezerregen van het station naar het Nationaal Archief liep. Eenmaal binnen zag ik enkele mensen iets bestellen bij de koffiecorner, maar ik liep direct naar de balie om te vragen waar ik me moest melden voor mijn afspraak.
Ik had namelijk toestemming om een dossier van het Rode Kruis in te zien over mijn achter-achterneef. Kees, over wie ik al vaker geschreven heb, dook onder omdat hij niet wilde werken voor de Duitsers en raakte betrokken bij het verzet. Hoewel ik al veel onderzoek naar hem had gedaan, was er een kans dat ik nieuwe informatie zou ontdekken. Het was in ieder geval het proberen waard.
Bij de receptie werd ik gevraagd een bezoekerspas aan te maken. Een vrij norse jongeman nam een foto van me en wees me erop dat ik geen laptoptas, mobiele telefoon of pen mee mocht nemen. Ik mocht alleen notities maken op mijn laptop met de camera afgeschermd, of met een potlood in een notitieblok schrijven. Mijn overige spullen kon ik in een kluisje opbergen. Ik stuurde een bericht naar mijn vriend om te laten weten dat ik voorlopig niet bereikbaar zou zijn.
De beveiliger wilde mijn laptop, agenda en notitieblok controleren. Daarna mocht ik, met mijn pasje dat drie jaar geldig zou blijven – wel zo handig – door de poortjes. Aan de andere kant stond al iemand klaar achter een balie om me te informeren dat ik tóch foto’s mocht maken, aangezien mijn achter-achterneef al bijna honderd jaar geleden was overleden. “Vanwege privacyregels,” legde hij uit.
Ik liep terug door de poortjes om mijn telefoon uit het kluisje te halen. Bij de beveiliging moest ik de brief tonen die bevestigde dat ik foto’s mocht maken.
Aan een gereserveerde tafel opende ik de kartonnen doos voor me en haalde een dun, blauw mapje tevoorschijn. Meteen dacht ik: Het is erg weinig, dus waarschijnlijk weet ik al wat erin zit.
De papieren waren dun, getypt en duidelijk oud.
Eén brief was nieuw voor mij: een droevige mededeling van het Rode Kruis aan een broer, geschreven een jaar nadat mijn achter-achterneef was overleden. Ik besefte plots dat hij een jaar lang als vermist was beschouwd door zijn familie.
Dergelijke details heb je nodig als je iemands verhaal wilt reconstrueren. In Bar Laat (dat ik meestal de dag erna in stukjes terugkijk) vertelde Dimitri Verhulst over een film die hij maakte over iemand die overlijdt en door familie en aanwezigen wordt begraven:
“Ik geloof dat wij ons voortplanten via de verhalen die we achterlaten. Wanneer we doodgaan en begraven worden, stellen de mensen die wij achterlaten nog één keer een verhaal over ons samen.”
En dat is het precies.