De zeepkist van Wim.

Misschien was Bieslog wel het eerste weblog dat op de meest vrije manier werd gebruikt. Alle onderwerpen konden, op allerlei manieren. Alles kwam voorbij; geschreven tekst, fotomateriaal, audio, video. Er was geen niche.

Dat is precies wat een weblog, blog, zou moeten zijn. Geen beperkingen, geen restricties. Zeggen wat je te zeggen hebt terwijl je staat op die digitale zeepkist. Soms ingetogen, dan weer roeptoeterend.

Ik las Bieslog af en toe. Ik las zijn korte verhalen. Er ontstond in de begintijd een clubje bloggers die veelvuldig schreven, soms meerdere keren per dag. Kleine anekdotes. Kattenbelletjes. Zin en onzin. Het kon. Het werd gewaardeerd en er werd op gereageerd. Een beetje zoals het echte leven.

Maar wat het interessantste was aan het weblog, was de gedachtestroom die digitaal uitgepoept werd. Wat in je hoofd zat en (soms) belangrijk was, kon eruit. Je stond op je zeepkist met een enorme megafoon te tetteren in de ruimte. Je hoopte op een paar handen die klapten, een instemmende knik of een schreeuw.

We keken thuis weinig Kooten & De Bie. Misschien omdat het een tikkeltje elitair werd genoemd? Keek van de Week daarentegen wel. Maar ik kende Wim meer van zijn digitale schrijfsels.

Bieslog stopte. Zoals hij schreef: ‘Omdat ik voor m’n negentigste nog zoveel andere plannen wilde uitvoeren, moest ik in 2008 stoppen met Bieslog.’

Dat hij het jaartal van zijn eigen dood benoemde in een sketch op televisie blijkt toeval te zijn. Met de zin hierboven is dit uit de wereld geholpen. Wim had zeker weten nog veel langer willen schrijven, tieren en zingen. Maar ziekte zat hem in de weg. …

Zomertijd.

Lieve Q,

Gisteren in de namiddag wandelden wij samen langs de autoweg, toeterde er een auto en riep je ‘Toettoet!’ Het was die namiddag frisser geworden en zelfs je rode oor, van de slaap, werd er minder rood van. De zon was aan het zakken. Ik vroeg aan jou waar de zon was. Je keek lang en wees naar de zon die nog net boven de huizen scheen maar snel zou gaan zakken. ‘Als de zon gaat zakken achter de huizen wordt het donker en gaan de mensen slapen.’

Zondag gaat de klok een uur vooruit. Vorig jaar ging het bij de start van de wintertijd mis. Je kon niet wennen aan het nieuwe ritme, wilde veel te vroeg gaan slapen en was wakker in de nacht. Je werd alleen maar vermoeider. Je hebt een drukke week met heel veel leuke dingen te doen op school maar het kost je ook energie. Thuis is er een andere ritme, en hoewel het nu best goed gaat, blijft het voor jou lastig om te schakelen. Alle veranderingen worden jou van tevoren rustig uitgelegd en herhaald zodat je niet overdonderd bent als er iets staat te gebeuren.

Ook grote mensen moeten soms wennen aan veranderingen. Gisterenmiddag was ik mijn regenpak vergeten en toen ik net de trein uitstapte regende het pijpenstelen. Ook het sleutelkastje voor de ov fietsen deed het niet dus moest ik naar jou gaan lopen. Onderweg zag ik het taxibusje rijden, zwaaide ik naar de bekende chauffeur en keek meteen of ik jou zag zitten. Jij zag mij ook. Dat was heel grappig, op een onverwacht moment kon ik een klein stukje in het busje meerijden. Jij was verrast en blij. Soms zijn onverwachte veranderingen ook leuk.

Het is niet af.

Het is niet af. Het moet anders. Ik moet mezelf misschien toch in het manuscript gaan schrijven. Ik moet dieper. Anders schrijven over de sfeer van die tijd. Ik moet uitbreiden. Voelen. Het landschap, de straten, de stenen, hoe ze aanvoelden. De zandwegen, de lucht. De tijd beschrijven. Meer. Vollediger. Ik wacht momenteel op een beoordeling. Als deze beoordeling terug is met al zijn feedback, haken, kronkels en vragen, ga ik verder waar ik was gestopt. De deadline is deze week. Het skelet stond, het bloed baande zich al een weg door het lichaam maar het vet moet erop. De huid steviger. Met sproeten, plooien en aderen die lopen onder de huid. En als ik naar mijn schrijvershuisje vertrek in mei, zal ik, als ik te midden van de heide sta, nieuwe manieren vinden van kijken en daardoor beter begrijpen hoe ik moet beschrijven hoe het was.

De reis in je hoofd.

Als we een vakantie zouden boeken, waar zouden we dan heen willen. We waren er al vrij snel uit. En dan ga je zoeken, foto’s bekijken, informatie inwinnen, op bookingsites kijken. Prijzen vergelijken. Hotels indelen. Afstanden berekenen. Treintijden opzoeken. Prijzen optellen. Kijken hoeveel dagen we willen gaan. Welke data geschikt zijn. Wanneer we kunnen.

Dromen en zoeken naar een vakantie is bijna net zo leuk als erheen reizen of er al zijn. Als ik online hotels of B&B’s afstruin, via Google Maps rondzwerf in de buurt en bekijk wat de afstanden zijn ben ik al half op weg. De reis zit voor een deel in je hoofd.

Veertje.

Vanochtend verzorgde ik de tuin. Al het overtollige zand moest weg. Opgeruimd. Onkruid dat niet mooi was of sterk overwoekerde, weg. Opgeruimd. Ik deed het zand en onkruid in vuilniszakken die ik vervolgens amper kon dragen. Tussen de bollen, planten en boom lag een verdwaald veertje. Het bleef plakken aan mijn schop en ik haalde het veertje eraf. Ik stop het tussen twee bladzijdes van een boek, denk ik.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten