Eigenlijk is schrijven maar een eenzaam beroep.

Als je banketbakker bent weten mensen dat je ‘s morgens vroeg opstaat om broden te bakken en dat die broden later in de winkel liggen en ,als je geluk hebt, warm verkocht worden. Men weet hoe het gaat. Maar ik krijg eigenlijk weinig tot geen vragen over het schrijven van mijn boeken. Men kijkt toch een beetje glazig en gaat over op een ander onderwerp. ‘Hoe gaat het met je boek?’ wordt af en toe gevraagd maar inhoudelijk en er dieper op ingaan is er meestal, in mijn geval, niet bij. Het stagneert bij die ene vraag. Het is een ver van mijn bed show. Eigenlijk is schrijven maar een eenzaam beroep.
En dan is het leuk als je een schrijver tegenover je hebt die weet hoe het gaat, die snapt hoe moeilijk het is om voor een leeg scherm te zitten en de woorden eruit te persen.

Een keer per jaar zit ik met schrijvers samen tijdens een gezellige barbecue, georganiseerd door mijn uitgever. Dan delen we verhalen en komen de beroepsmatige strubbelingen langs. Maar tussendoor vertel ik en deel ik weinig met schrijvers.
Het is een verademing om eens van gedachten te wisselen en gewoon eens te praten over woordaantallen, chronologie, hoofdpersonen, gefrustreerd raken, drukte, het laten liggen en weer oppakken, adviezen, kritische noten en stug door bikkelen.

Misschien schrijft de schrijver in eerste instantie ook wel alleen voor zichzelf. Het is afzien op je zolderkamer, alleen met je verhaallijn. Soms scheurt een hoofdpersoon een snee in je tekst en moet je opnieuw beginnen. Dat ziet geen hond natuurlijk. Bloeden is het. Bloeden en deppen.

Ik vind het namelijk helemaal niet prettig om mijn verhaal eerst te laten lezen door iemand anders. Soms denk ik: ik wil helemaal niet dat mensen het gaan lezen en overvalt me stille paniek. Toen ik de eerste vijftig bladzijdes liet lezen van mijn nieuwe verhaal aan de uitgever (ik krijg het woord boek of roman vaak niet eens mijn strot uit) moest ik ook even slikken.

Het is nogal naakt hoor, zo’n stukje verhaal fabriceren uit jouw hersenpan.

‘Schrijf je een literair roman?’ kreeg ik vandaag de vraag tijdens een één op één blogtraining met een schrijver.
Ik moest bijna hysterisch hardop lachen.
Hahaha, ja, nou, dat zou echt wat zijn hè?

Het is verdomme vreselijk confronterend en eng om je verhaal, je pakket van (nu) bijna vijf-en-dertig-duizend woorden, te duiden. Laat staan te laten lezen als het er minstens vijftigduizend zijn.

En waar doe je het dan verdomme voor?
Omdat het eruit moet!

Diefstal van privacy. Deel 2.

Zodra ik wakker werd dacht ik er aan. Toen ik de volgende dag naar de reparateur fietste om mijn tas te laten maken kwam er een jongeman naast me fietsen. ‘Hoe fiets ik naar de stad?’ vroeg hij. Ik zette me meteen schrap. Ik zit in de tram en hou iedereen in de gaten. Iedereen. Ik zou zo kunnen vertellen wat die ene mevrouw droeg rechts voor me en hoe die ene lange man wiebelde terwijl hij naar zijn telefoon keek. Heel veel mensen kijken naar hun mobiele telefoon, is me nu opgevallen. Ik hou mijn nieuwe telefoon opgeborgen.

Gisteren fietste ik naar het politiebureau. Ik had een afspraak om vijf uur op het bureau omdat zij me toch wilden spreken. Ik kon een helder en duidelijk verhaal vertellen en ze wilden camerabeelden bekijken. Anders had ik via internet mijn aangifte kunnen doen. Ik stond in een lege hal naar een lege balie te staren en zag zo’n knop die je ook in hotels vindt. ‘Als er niemand aan de balie zit, belt u dan hier.’ Ik belde. Na vijf minuten belde ik nog eens. Er kwam iemand maar liep naar buiten. Onderweg riep ie: ‘Veel bellen!’ ‘Ik heb al twee keer gebeld!’ riep ik. ‘Nog meer bellen!’ riep ie en sloeg de hoek om.

Er kwam een agent aan gesjokt en hield vragend zijn wenkbrauwen omhoog. ‘U heeft een afspraak?’ Ik knikte. ‘Weet u ook met wie?’ Dat wist ik niet meer. ‘Ja, want weet je, het is hier erg druk en ..’ Er kwam nog een agent. ‘Astrid, mag jij aangiftes opnemen?’ Ja, knikte ze. ‘Wil jij dan deze mevrouw helpen?’ Even leek hij ook te aarzelen. ‘Jij heet toch wel Astrid?’  ‘Nou, ik heb om vijf uur een afspraak voor een aangifte.’ Ik had al lang door dat ik die afspraak moest zijn.

In spreekkamer 003 werd de computer opgestart, ik kreeg een bekertje water en moest even wachten. ‘Heftig he, als je dat meemaakt.’ begon ze. Ik was verbaasd eigenlijk, dat iemand het woord ‘heftig’ in de mond nam. Het lijkt namelijk allemaal zo mee te vallen, een gestolen telefoon, gerold uit je tas op een koude maandagavond terwijl je op de tram aan het wachten bent, maar het heeft meer impact dan dat.

Na een uur en een uitgebreid, gedetailleerd verhaal te hebben gedaan, wat eerst met de hand werd opgeschreven, moest alles nog op de computer worden uitgetikt. Toen dat eenmaal achter de rug was printte ze alles uit. Maar de datum was verkeerd. Ze scheurde alles door en wilde opnieuw printen maar het printpapier was op. Nadat ze printpapier was gaan halen werd alles alsnog geprint, kreeg ik netjes een map en zou ik na ruim een week een telefoontje verwachten. De aangifte zou eerst langs recherche moeten omdat zij toestemming moeten geven om beelden op te vragen. En dan moet er nog gefilmd zijn dat er daadwerkelijk te zien is dat er uit een tas gerold wordt.

Maar ik fietste al opgeluchter naar huis en sliep die nacht weer beter. Het blijft een soort controle dingetje; als iemand je leven bepaalt en dirigeert wil je het terugpakken. Het is vallen en Opkrabbelen.

Foto gemaakt door zenra.

Als ik dan toch fan ben.

joyce carol oates

Er zijn twee (Amerikaanse) schrijvers van wie ik al meerdere boeken gelezen heb, allen even mooi, ontroerend, intrigerend en vaak hartverscheurend, die ik ook volg. Niet letterlijk natuurlijk, alhoewel, er zijn twee manieren om iets ‘letterlijk’ te nemen.

“I have forced myself to begin writing when I’ve been utterly exhausted, when I’ve felt my soul as thin as a playing card…and somehow the activity of writing changes everything.” — Joyce Carol Oates.

 

Wally Lamb is de ene schrijver, Joyce Carol Oates is de andere schrijver. Het is mijn droom, mijn doel, mijn richting ooit zo te kunnen schrijven als zij. Als Oates, en ook Lamb, iets willen omschrijven omdat iemand vraagt om uitleg, weten zij allebei een sterke visuele schets te beschrijven van hoe iets zou zijn.

Als je de woorden visueel kan maken door een beeld te beschrijven, ben je in mijn opinie geslaagd in het schrijven zoals een acteur transformeert in de persoon die hij eigenlijk niet is maar wel is geworden.

Oates vertelt in het interview over ‘many rooms inside your house. Many rooms with sunlight. There’s one room, a room that’s a black hole. And you open that door and you’re sucked into that hole.’ Ze probeert uit te leggen hoe het voelt om iemand te verliezen en weer door te gaan met dagelijkse dingen terwijl je rouwt. ‘You didn’t know that room was in your house.’

Mooi toch?

Van tevoren ben ik bang dat het niet goed genoeg is.

 

Elke keer als ik gevraagd wordt ergens (bij een bedrijf, instelling, zelfstandig ondernemers) te praten over bloggen maak ik een nieuwe presentatie. Altijd. Geen stokpaard; ik wil verbeteren, veranderen en waar nodig aanpassen. Bovendien is geen enkel bedrijf hetzelfde en wil ik me ook aanpassen aan het bedrijf en hun vraagstelling. En ik wil niet eindeloos herhalen. Dat vind ik saai. Oninteressant. Vervelend. Te makkelijk.

Ik maakte mijn presentatie gisteren. Daar had ik de hele dag voor uitgetrokken en ik had die tijd ook nodig. Echt waar, had je die tijd echt nodig? … Nee, da’s niet waar. Ik had de helft van die dag nodig. Ik weet namelijk donders goed waarover ik het wil hebben en in welke volgorde. Ik weet donders goed wat er zo belangrijk is aan bloggen en waarom het ook erg leuk is en effectief. Ik weet ook donders goed dat, als ik eenmaal op gang ben, enthousiast raak en met vuur kan praten. Maar waarom dan zo bijschaven? Waarom nog een keer bekijken en oefenen en wegleggen en toch weer erbij pakken? Perfectionisme?

Faalangst. En ik haat het.

Het zorgt ervoor dat ik denk dat ik het niet (goed) kan. Dat iemand anders het vast beter kan dan ik. Dat ik denk dat ik dingen vergeet, hakkel en stotter of niet op woorden kan komen of nog erger, dat ik een black out krijg.

Je eigen angsten belemmeren je als de …[vul maar in.]

‘Maar dat is dus wel zo.’ mijmerde een notaris die ik tijdens een borrel sprak nadat ik mijn presentatie had afgerond. ‘Als je zelf vindt dat je het kan, dat je het leuk vindt en dat je weet waarover je praat, dan straal je dat ook uit.’ Ik had net ervoor aan de groep jonge notarissen verteld dat eigenheid zo belangrijk is ook al blog je zakelijk en uit naam van het bedrijf waar je werkt.

Ik had dus mijn eigen enthousiaste, bijna prekerige, relaas aan mezelf kunnen vertellen. Gisterenmiddag. Toen ik me druk maakte en beren op de weg zag. Beren die er niet waren, alleen in mijn hoofd.

En ja, het ging zoals ik wilde. Ik was mezelf. Een professionele spreker zou onder de tafel gaan zitten. Ik hakkel weleens en kan soms niet op een bepaald woord komen. Ik wiebel een beetje heen en weer, ik gebruik makkelijke en simpele woorden en ben totaal niet standaard. En dus mezelf. En ik maak mijn punt. En daar zult u het mee moeten doen. (En dat werkt uiteindelijk altijd het beste. Na wat gestrooi met complimenten ging ik dik tevreden en met een fijn gevoel naar huis.)

[En dan morgen een blog over het gedoe met mijn ebook over bloggen. De titel die ik als verrassing voor me wilde houden tot de lancering blijkt ook de titel te zijn van een ander ebook over bloggen die eerder dan de mijne uitkomt terwijl er voor allebei ISBN nummers zijn aangevraagd. En de les die ik eruit leer. …]

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten