Afgelopen week wist ik dat ik het rustig aan moest doen. Rustig aan doen lukte me wel. Ik had immers verse littekens op mijn buik en een flinke nawee van de narcose dus hield ik me erg rustig. Ook wist ik wat me te wachten stond want in 2013 had ik een vergelijkbare operatie. Totdat ik mailtjes kreeg met uitdagende werkverzoeken. Dan wordt ‘jezelf rustig houden’ een ander verhaal.
Afgelopen dinsdag zat ik gestrest in de auto. Google Maps bracht ons via de toeristische route via een file-omweg naar een plek waar ik geen zin in had, maar ook weer wel. Een ziekenhuis is geen bioscoop, speeltuin of lekker restaurant. Het is er saai, benauwend en vooral omgeven door stress. En toch wordt je er geholpen, als het goed was.
Vriendlief gooide me bijna letterlijk de deur uit bij de ingang terwijl ik door een draaideur, die tergend langzaam draaide, via de lift naar afdeling 8B rende om me precies één over negen te melden bij de balie. Het bleek al die stress niet waard; ik werd pas ‘klaargemaakt’ voor OK om 10.30. Tijd zat dus. …
Die narcose was een verhaal op zich. Terwijl ik eerst een half pilletje moest innemen om ‘rustig te worden’ en ik in de hal lag voor de OK kwam een anesthesist naar me toe met een dame die nog moest leren. ‘In welke hand wil je je infuus?’ ‘Doe maar links.’ zei ik, maar ik vroeg wel om voorzichtig te doen. Vorige keer had ik erge pijn aan die ene hand nadat het infuus erin gejast was. De dame die moest leren werd er prompt zenuwachtig van. Terwijl ze haar spulletjes bij elkaar zocht mompelde ze in zichzelf. ‘Eerst moet dit en dan … eh … dat.’ En toen nam ze een eerste poging tot infuus inbrengen. Die mislukte. ‘Oh jee, hij lukt niet.’ Poging nummer twee volgde. Ze kreeg er een kleur van. Ik ook. Van frustratie. Opeens stond er een opgefokte autoritaire man naast mijn bed. Hij droeg blauwe kleding net als de rest van de mensen om me heen. Hij wees naar de dame die moest leren en beval haar haar kapje op te doen. Het was een man die geen tegenspraak duldde. Een arts. De dame die moest leren was niet bepaald van het genre kalm blijven als een arts bevelend tegen haar sprak dus raakte ze in de war. ‘Nu!’ riep de arts. Het voelde een beetje gênant om er tussenin te liggen. Uiteindelijk moest de anesthesist het infuus inbrengen nadat het erg lastig was een goede ader te vinden.
Niet lang erna werd ik licht in mijn hoofd en vielen mijn ogen dicht.
In de OK schudde ik de hand van mijn arts. Hij zou me opereren. ‘Ben je gespannen?’ vroeg hij. ‘Een beetje.’ zei ik. De anesthesist vroeg ineens aan mij op welk eiland ik wilde zijn. Ik was er hevig door van mijn apropos. Ik kon geen eiland bedenken. Een eiland? Waarom moest ik bedenken op welk eiland ik zou willen zitten? Plotseling kreeg ik een kap om mijn mond. ‘Rustig ademen, hoor.’ De anesthesist had duidelijk wel zin in de voorstelling van een eiland. ‘Nou, vertel. Welk eiland wordt het?’ Ik keek hem even veelbetekenend aan. Ik wees naar mijn mondkapje. ‘Ik kan niet goed praten nu!’ ‘Oh ja…’ zei hij. Niet lang erna werd ik licht in mijn hoofd en vielen mijn ogen dicht.
Een ingreep is zo gepiept als je onder narcose bent. Voor je het weet zit je weer in je bed en heb je honger. Althans, ik wel. Toen ik tegen etenstijd net een beschuitje met jam achter mijn kiezen had kwam een kwieke Surinaams uitziende verpleegkundige de zaal op en riep met een luide stem of iedereen kip of rundvlees lustte. Even later schoof de verpleegkundige een grote bak met deksel op mijn bijzettafel. Toen vriendlief de deksel eraf haalde kwam mij een penetrante etenslucht tegemoet en voelde ik me lichtelijk misselijk. ‘Doe maar weer dicht.’ stamelde ik. Daarna verdween mijn beschuitje met jam in een kotszak.
‘s Avonds laat kon ik zelfstandig naar de badkamer, had ik inmiddels drie (!) beschuitjes met jam gegeten en wilde toch naar huis. Dat mocht ook van de arts, die nog even een evaluerend gesprekje hield waar ik de helft alweer van vergat op het moment dat ie weer weg was. Tegenover mij lag een dame, ongeveer net zo oud als ik, die zich ook niet al te best voelde. Terwijl vriendlief en ik aan het babbelen waren hoorden wij van achter een donker oranje gordijn een dame over haar nek gaan. Niet in haar bed. Op het zeil. Misschien kwam dat omdat mijn buurvrouw geen kip of rund wilde eten maar haar vriendje nasi had laten brengen.
Rustig aan doen
In de auto reed vriendlief zachtjes over drempels en durfde ik mijn ogen niet open te doen. Als ik mijn ogen opendeed en uit het raam keek voelde ik mijn maag weer draaien. In het donker, bijna thuis, vroeg ik of de auto aan de kant mocht. En of hij een plastic zakje had. Qua timing zat ik helemaal goed. Mijn drie beschuitjes verdwenen, helaas, in een Albert Heijn zak. Thuis ging ik meteen naar bed. Ik moest rustig aan doen deze week. Aansterken.
En dan komen er mailtjes. Ik had mijn ‘ik ben weg’ modus vergeten aan te zetten. Maar ik zou wel leuke, interessante gesprekken tegemoet gaan de komende tijd. Met mij gaat het weer beter en begin ik weer rustig aan met drie uur werken buiten de deur en bouw ik het netjes op. Veel willen in je hoofd zorgt voor onrust in je lijf. Daar kun je kwaad om worden, gefrustreerd om zijn en verdrietig maar het helpt niks. Toen ik het liet gaan ging het een stuk beter.
(Dagen later wist ik ineens op welke plek ik wilde zijn. Tulum, Mexico.)