Kleine, grote jongens.

Hij toornde boven mij uit. Sprak woorden en ik hoorde aan zijn stem dat ook deze veranderd was. Deze jongen was niet meer klein. Hij was groot. Niet alleen in lengte en spraak maar in alles. Zijn handen, zijn schouders en ook zijn gedachten. Net als die van zijn broer, iets jonger dan hij. Het was jaren geleden dat we elkaar zagen. Het afscheid was verdrietig maar onvermijdelijk. Als kinderen groeien en minder hulp nodig hebben ga je weer naar het volgende gezin.

We haalden herinneringen op. ‘Weet je nog dat we appeltaart aten buiten op de verhoging in dat tussenhuis?’ Oh ja! Dat we ijsjes gingen halen als de zon ging schijnen. Dat we gingen bakken en het met de mixer niet goed ging en alles tegen de kastdeuren en muren zat. Weet je nog?

Na uren praten en alle nieuwtjes gedeeld te hebben was het tijd om weer te gaan. Ik maakte aan moeder de opmerking dat het fijne kinderen zijn. Ze reageerde door te zeggen dat ze natuurlijk bevooroordeeld was. ‘Maar daar heb jij ook aan bijgedragen.’

Als je jaren bij een gezin werkt en meegaat in de opvoeding weet je, als je gaat, niet wat je achterlaat. Of je een zaadje geplant hebt en welke dan. Ze worden kleine, grote jongens. Mannen. Volwassen. En jij? Je hoopt dat ze je ergens niet vergeten.

Dank u wel daarvoor.

‘Ik hoorde u lopen op uw hakken met uw snelle tred. Gaat u ergens naartoe? Heeft u iets leuks gekocht?’ Hij wees naar de papieren tas. ‘Het is zeker voor de wintersport, of houdt u niet van wintersport? Ik hou helemaal niet van wintersport. Ik hou van de zon. Ik ga elk jaar, tenminste ging, naar Ierland om te fietsen met mijn vriend. Kent u Ierland? Houdt u van fietsen? Oh, u wandelt liever. Ja, dat kan ook in Ierland. Ik raad u aan om te gaan wandelen daar bij de westkant. Het is daar prachtig! Wat vind ik het fijn even met u gesproken te hebben. Dank u wel daarvoor.’

Mijn kamer.

Mijn kamer is weer mijn werkplek geworden. Het heeft zijn ballast, al is het niet exact het goede woord, afgeworpen. De kamer heeft zichzelf teruggevonden, opnieuw gevormd. Vorig jaar was mijn moeder daar op allerlei manieren. Lachend op een foto, haar beeldjes ernaast. Een altaar. Ze was er ook echt, in de vorm van een urn. Ze was, als ik in de kamer zat, voelbaar aanwezig. Als ik ergens mee worstelde keek ik naar de foto waar ze lachend op staat met een duim in de lucht en voelde me weer beter. Ik had het nodig, dat ze er was. In die kamer. Maar langzaam wordt het grijzer, mistiger. Niet dat ze verdwijnt maar ze reist soms naar andere plekken. Er is geen vorm meer, geen lading. Ze heeft afstand tot mij gecreƫerd (of ik tot haar?) door tijd en rouwen heen. Ze mag vliegen, reizen en verder weg gaan. Niet erg, ik denk alleen maar goed.

Woke.

Het vrouwenpalet in de Kunsthal in Rotterdam was op de bovenste etage te zien. Een kleine tentoonstelling over vrouwelijke schilders die in een andere tijd niet konden of mochten schilderen. Niet zoals hun man, vriendenkring. Omdat het moederschap en huishouden voorging en omdat ze simpelweg vrouw waren. Deze vrouwen waren ontwikkeld, hadden een leerschool achter de rug en schilderden thuis in hun kamer of atelier als het kindermeisje de kinderen bezighield. Ja, deze vrouwen waren vermogend en hadden de kans om te reizen en de wereld te zien. Vaak reisden ze naar Parijs waar de kunst goed zichtbaar was, waar ze meer vrijheid ervaarden en ze in kringen verkeerden waar schilders bij elkaar over de vloer kwamen en exposeerden. In die tijd, rond 1900 en later, werd schilderen en kunst maken door vrouwen gezien als leuke hobby. Niet om serieus te nemen. Ik vond het een goed idee om deze vrouwen te laten zien. Waarom niet?

‘Dat is zeker zo’n woke tentoonstelling?’

Ik begreep niet zo goed waarom het meteen woke genoemd moest worden. Naar mijn mening had het niets met woke te maken, meer met laten zien dat vrouwen net zo goed konden schilderen als mannen. Waarom kregen zij voorheen geen aandacht? Was de kunst slecht? Nee, omdat het vrouwen waren werd hun kunst niet vertoond. Nog even en ik raakte in de war van het hele woord woke. Wat betekende het precies, in deze context?

Ik ging gewoon naar een tentoonstelling over mooie schilderijen die door creatieve en getalenteerde vrouwen werd gemaakt.

Het is maart.

Het is maart. De avonden zijn langer. Godzijdank. De magnoliaknoppen groeien in de achtertuin. De wind waait stug en de lampen die aan een snoer hangen bengelen. Het is koud overdag en het is koud in de nacht. De lucht is nu weer grijs terwijl ik afgelopen week nog buiten op een bankje zat met de zon in mijn gezicht. De lucht was blauw en de wolken dreven voorbij. Het is maart.

Het is maart en we zijn weer verder het jaar in. Er zijn nieuwe opdrachten en nieuwe afspraken. De jaaromzet van vorig jaar moet aangegeven worden. Ik heb uitstel. Het is maart en daar is verder geen uitstel. Ze zeggen dat het volgende week weer kan gaan sneeuwen. Ik wil dat het voorjaar wordt. Dat langzaam de winterjas vervangen wordt door een zomerjas of een tussenjas. Zo’n tussenjas is ook helemaal prima. Als de sjaals maar weg mogen en de wind niet meer guur over mijn benen strijkt als ik fiets.

Het is maart en dan kan er nog van alles gebeuren. Ik snak heel erg naar de zon.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten