1.343 woorden, 7 minuten leestijd.
Op 28 januari 2012 verscheen een interview in Trouw. Hinke Hamer interviewde me naar aanleiding van mijn boek Opkrabbelen nadat je op je bek bent gegaan. Jaren later las ik het weer terug en ik moet zeggen dat ik nog steeds vind wat ik daar zei.
‘Menselijke struikelmomenten’ noemt Karin Ramaker ze, de momenten waarop je als mens niet uit de verf komt, geen kleur durft te bekennen, je afvraagt wie je bent en waar je staat en wat je doet en waarom ook alweer.
Toen zijzelf op die vragen geen antwoorden wist en thuis kwam te zitten, adviseerde haar huisarts haar om vooral naar buiten te gaan. Maar had ze zichzelf eindelijk naar buiten gesleept, dan vroeg ze zich af wat ze er deed, draaide zich om en ging weer naar binnen.
Tot ze bedacht dat ze buiten een doel moest hebben. Al ging ze huisnummers fotograferen, of haar schaduw, als ze maar bezig bleef. Zo krabbelde ze op, ze ging weer aan het werk, deze keer als zelfstandige, en schreef een boek, ‘Opkrabbelen’. The rough guide voor iedereen die wel eens struikelt.
De strekking: We moeten af van het idee dat vallen ‘falen’ betekent. En val je toch, boor dan je creatieve kern aan om er weer bovenop te komen.
Opgeruimde mensen hoeven je boek niet te kopen, schrijf je.
“Het mág wel. Graag. Maar mijn boek is inderdaad vooral bedoeld voor mensen met een wat ‘rijker gevoelsleven’. Ik laat in dit boek zien dat het prima is om geen opgeruimd of succesvol leven te hebben.
‘Vlekkeloos’ is helaas de norm. Een baan, huis, vrienden, een relatie, een opgeruimd gemoed. Al vroeg wordt ons gevraagd wat we later willen worden. Wat als je op je dertigste nog geen flauw idee hebt? Of als je halverwege bedenkt dat je de verkeerde richting bent ingeslagen?
Het is niet alleen de druk die de maatschappij of de omgeving oplegt, het is ook onze eigen druk. Ook ik was een tijdlang ongelukkig met mijn werk. Ik kon de vinger er niet opleggen, maar er zat iets scheef, ondanks het gegeven dat ik mijn werk inhoudelijk leuk vond. Ik kabbelde door, want dat hóórde zo, vond ik.
Inmiddels vind ik het veel belangrijker dat je af en toe écht stil gaat staan en je afvraagt: ‘Past dit nog bij mij?’ Dat kan gelden voor je relatie, je baan, je woonplaats, en het kan op elk moment in je leven.”
Je boek lijkt vooral geschreven voor dertigers die het prima voor elkaar hebben, maar het desondanks soms ‘even niet weten’.
“Laatst sprak ik iemand die meende dat mijn boek bedoeld was voor mensen met een midlife- of quarterlifecrisis. Dat is niet zo. Ik heb geen specifieke doelgroep in mijn hoofd gehad bij het schrijven – of het moeten al de perfectionisten zijn, of de mensen van ‘hoge pieken, diepe dalen’.
Goed, ik begrijp ook wel dat iemand met een forse depressie mijn boek niet zal lezen. Als je echt depressief bent, wil je niet meer naar buiten om huisnummers te fotograferen.
Mijn boek gaat over het stadium daarvóór, als je nog prima in staat bent om jezelf bij elkaar te rapen of een schop onder de kont te geven. Mijn boek is ook lichtvoetig en leuk.”
Vijf jaar geleden maakte je zelf zo’n periode mee, schrijf je, waarin je boeken kocht die je niet las…
“Ja, boeken kopen, überhaupt spullen kopen – dat is een symptoom. Je wilt snel een blij gevoel, koopt een boek en als je thuis bent is het fijne gevoel alweer weg. Het boek lees je nooit meer.
In 2006 – ik was als pedagogisch medewerker werkzaam in een kinderdagverblijf – sliep ik een tijdlang nauwelijks. Ik piekerde altijd en overal, viel nooit in slaap. Alsof ik permanent een flinke jetlag had. Alles was zwaar, ik vergat veel, kon niet meer helder denken.
‘Je bent niet van beton’, zei de huisarts, ‘blijf maar thuis’. Ik werd tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard. Ik zat thuis en voelde me waardeloos. Het duurde even voor ik doorhad dat deze periode ook goéde kanten had.”
De strekking van je boek is ‘op je bek gaan is niet erg’. Waarom zijn we bang om te vallen?
“Vallen is falen, blijkbaar. Ik denk juist dat je dit soort momenten moet zien als een nieuw begin, een nieuwe kans.
Aan de hoge eisen die we onszelf en elkaar opleggen, kan lang niet iedereen voldoen. Ik begrijp helemaal dat mensen die ‘even niet meedraaien’ ziek thuis komen te zitten.
Van mij mag die minder succesvolle kant veel meer aan de oppervlakte komen. Durven delen dat dingen misgaan, maakt menselijk.
Dat merkte ik, toen ik in 2000 een weblog begon en daarop open, kwetsbaar en eerlijk schreef over wat me bezighield. Ik kreeg veel reacties van mensen die blij waren met die openheid en ook zelf hun verhaal durfden te vertellen. Gewoon, omdat ze zich ineens realiseerden dat anderen ook worstelen.
Pasgeleden werd ik benaderd door een damesblad – een blad voor vrouwen met een goeie baan, een geslaagd huwelijk, twee auto’s voor de deur. Ze vroegen of ik verhalen voor ze wilde schrijven, over succes. Maar twee auto’s zijn voor mij geen succes. Succes is voor mij tevreden zijn met wat je hebt en je talenten gebruiken. ‘Het zou leuk zijn als jullie dááraan aandacht durfden te schenken of aan de dingen die misgaan’, zei ik. Maar dat wilden ze niet. Een gemiste kans.”
Succes is al vroeg de norm, zeg je.
“Ja. Helaas, want het betekent dat mensen buiten de boot vallen.
Ik denk dat je kinderen al op de basisschool kunt bijbrengen dat het niet erg is om op je bek te gaan, dat iedereen wel eens een heel verkeerde keuze maakt, dat het niet erg is om het even niet te weten.
Het KRO-programma ‘Over de streep’, gepresenteerd door Arie Boomsma, deed dat op een bijzondere manier. Middelbare schoolleerlingen werden daarin door spelletjes en gesprekken aangemoedigd om hun gevoelens en emoties te delen met medeleerlingen. Zo werd onderling begrip gekweekt. Kinderen leren dat buitenkant maar buitenkant is. Het zou veel schelen als elke school dit deed.”
Toch denk ik als ik je boek lees: Wéér een zelfhulpboek, met tips als ‘ga wandelen, sporten, tuinieren’. Wat onderscheidt jouw boek van andere boeken?
“Mijn boek gaat uit van creativiteit. Ik heb me laten inspireren door Keri Smith, met haar ‘Wreck this journal’-boeken. Zij geeft daarin vrij extreme opdrachten – je moet op haar boek spugen, je moet er pagina’s uit scheuren, je moet het meenemen onder de douche – maar de gedachte erachter is interessant. Het zet aan tot doén.
Dat miste ik, toen ik zelf thuis zat. Ik wilde best boeken lezen, maar vooral bezig blijven. Mijn boek bevat ook opdrachten, vrij laagdrempelige. Je stopt het in je tas, neemt het mee en pakt het als je zin hebt.
Veel mensen zitten doorlopend in hun hoofd, piekeren en voeren doemdenk-gesprekken met zichzelf, vermoeden dat nadenken helpt en verliezen of negeren hun creativiteit. Met mijn boek stimuleer ik lezers om terug te gaan naar hun creatieve kern. Ik bedoel niet dat iedereen kan tekenen of schilderen, ik bedoel dat iedereen de mogelijkheid heeft om om zich heen te kijken, te zien wat er gebeurt en zich af te vragen wat hij daarmee kan.
Er zit ook een opdracht in om collages te maken. Collages ?
“Een collage maken geeft nieuwe inzichten. Als je een vaag idee hebt, kun je een collage maken om erachter te komen hoe je dat idee moet vormgeven.
Volgens mij komt dat omdat je het denken loslaat en op een andere manier bezig gaat met wat er al in je hoofd zit.
Ik gebruik die collages vaak in workshops die ik geef. Laatst nog, bij een bedrijf in Amsterdam. Mannen in nette pakken aan lange tafels en daar stond ik met mijn creatieve workshop. Zelfs zíj sloegen aan het knippen en plakken. Het maken van zo’n collage wakkerde iets aan, ik kreeg die mensen uit hun comfort zone. Ik had me grote zorgen gemaakt of ze op mijn workshop zaten te wachten, ze vonden het briljant.”