305 woorden, 2 minuten leestijd.
Na mijn interview-afspraak met René van Heijningen van het NIOD in Amsterdam bleef ik achter in de studiezaal, waar René een paar boeken en een archiefdossier op een computer had klaargezet om te onderzoeken. Hij ging zelf ook aan de slag met het dossier, want het verhaal over ‘onze’ Kees bleek spannender dan we aanvankelijk hadden gedacht.
Het waaide en regende flink toen ik via het Rokin naar de Herengracht liep. In een oud pand, met prachtig houtwerk en indrukwekkende raam- en wanddecoraties, kreeg ik de kans om prangende vragen te stellen naar aanleiding van een mailwisseling.
‘Jij komt uit Brabant?’ vroeg René. Ik knikte. ‘Jazeker. … Maar jij ook.’ Hij schudde zijn hoofd. Aan zijn accent kon je horen dat hij er was opgegroeid, maar zijn ouders kwamen er niet vandaan.
Ik wil er nog niet te veel over loslaten, maar ik ben bezig met het reconstrueren van het verhaal van Kees. Mijn achter-achterneef uit Brabant, die weigerde te werken voor de Duitsers en uiteindelijk terechtkwam op een plek waar veel verzet aanwezig was. Maar wat was precies zijn rol?
Na afloop, met een knorrende maag, streek ik neer in een café om te lunchen. Mijn hoofd tolde nog van alles wat we hadden besproken. Het verhaal van Kees, dat ooit begon met slechts een geboorte- en sterfdatum en het feit dat hij was gestorven in een concentratiekamp, kon ik nu, na jaren onderzoek, steeds gedetailleerder beschrijven. Maar het bleef overweldigend, en ik moest even bijkomen.
Met een kom mosterdsoep en een stuk brood kwam ik langzaam weer tot rust. Even later zat ik in de tram richting Amsterdam Centraal. Vriend appte met de vraag waar ik had geluncht. Ik had het pas door toen ik reageerde: ‘De Brabantse Aap.’ Waarom heet dat café de Brabantse Aap? Lees het hier.