414 woorden, 2 minuten leestijd.
We zaten bij een Italiaans lunchrestaurant waar we al vaker naartoe waren gegaan, omdat ze daar heerlijke, dagverse lunches verzorgen. Het was niet heel duur, ontzettend lekker, en er was een klein terras aan het Noordeinde waar je fijn in de schaduw kon zitten.
De eigenaresse was meestal niet erg in de stemming; ze was gematigd vriendelijk. Toch raadde ze de gegrilde groenten aan bij mijn panini met geitenkaas en maakte ze een grapje over de appelsap die mijn vriend bestelde.
Naast het kleine restaurant was een ingang, een smal gangetje met vrolijke hangplanten en begroeiing, waar de bewoners naar hun voordeur konden lopen. Op dat moment stonden er echter vier fietsen voor de ingang, inclusief die van een postbezorger die, bezweet, in de straat bezig was adressen en nummers te vinden. Hij wist duidelijk niet goed waar de nummers zichtbaar waren.
De eigenaresse begon een verhaal over de fietsen en het gangetje. Ze zette een paar fietsen aan de straat, inclusief de fiets van de postbezorger. “Nou,” zei ze, “hij heeft zijn fiets niet eens op slot gezet, ik heb een nieuwe fiets!” Ze aarzelde even, zette de fiets naast het restaurant, deed hem op slot en liep met de sleutel naar binnen. “Zal ‘m leren,” voegde ze er nog aan toe.
Terwijl we van onze broodjes aten en appelsap en koffie dronken, kwam de bezwete postbezorger aanlopen. Het was bijna slapstick; hij keek om zich heen, fronste zijn wenkbrauwen, krabde aan zijn achterhoofd, en raakte ietwat in paniek. Uiteindelijk zag hij zijn fiets staan en zuchtte van opluchting.
Maar toen hij de fiets wilde meenemen, merkte hij dat deze op slot was. Hij doorzocht zijn zakken, zijn tas, en nog eens zijn zakken, maar vond niets. “Zal ik het zeggen?” vroeg ik aan mijn vriend. Hij knikte terwijl hij verder at.
Ik liep naar de postbezorger en tikte op zijn schouder. Hij draaide zich in paniek om. “Zoek je je fietssleutel?” vroeg ik.
“Huh?” reageerde hij verward.
“Are you looking for your key?” vroeg ik nog eens. Hij knikte.
“It’s inside that restaurant,” zei ik, terwijl ik wees. Hij haastte zich naar binnen.
Binnen kreeg hij een preek over fietsen, parkeren, en waar je wel en niet mocht staan. Nog bezweter kwam hij het restaurant weer uit.
Even later, toen er twee mensen naast ons aan een tafeltje kwamen zitten, liep de eigenaresse naar hen toe om de bestelling op te nemen. Ze knipoogde in het voorbijgaan.