JE KRIJGT WAT JE GEEFT,

want gisteren, in de vroege avond, liep ik de deur uit van m’n werkplek,
de babietjes tevreden achterlatend. Wachtend op de trein naar huis stond er een mevrouw naar me te kijken. Ze schudde met haar hoofd en het leek of ze aarzelde.

Mijn iPod bracht Sam Cooke ten gehore, een liedje dat ik gekregen had, A Change Is Gonna Come, maar de mevrouw wist van geen ophouden. Ze gebaarde naar, wat leek, m’n achterwerk. Ik fronste m’n wenkbrauwen. Zette toch mijn iPod af.

“Je broek.” wees ze.
Ik droeg een zwarte broek die dag. Ik keek een beetje schuin naar m’n billen. Ik zag niets.
“Er zit wit op.”
“Wit?”
“Ja, wit.”

Die middag gaf ik een baby de fles. Om drie uur zat ik met een net opgewarmde fles op de donkerblauwe bank en liet baby drinken. Het arme kind kon de hoeveelheid melk niet aan, spuugde steeds wat terug. Dus voedde ik hem in étappes. Dat ging goed.
Hij had langs de zijkant van zijn slabber en nekje geknoeid. Ik had het netjes schoongeveegd; ook m’n arm en zijkant van m’n vestje, maar blijkbaar was het langs mijn linkerbil gegaan. Hoe dat kon gebeuren moet je mij niet vragen.

Ik ging gisteren in een zwarte broek en een witte vlek op m’n arse naar huis.
Fijn.
Heel fijn.

’s Avonds die broek meteen in de wasmachine gestopt. Maar goed ook, want vanochtend droeg ik ‘m weer en was ik samen met din/collega de 1000e bezoeker bij het kindvak en moesten mochten we op de foto, om erna snel telefoonnummers af te geven om op later tijdstip een cadeautje uit te zoeken.

HET WAS EEN IMPULSIEF IETS,

dat beloven dat er iets opgestuurd ging worden.

Er stonden veel mensen met een briefje in hun hand met een nummer erop. Er werd op het groene knopje gedrukt, nummer 367, en daarna werd er een kaartje uitgezocht.
Een klaver vier was eigenlijk het eerste dat in het oog sprong. Dus, het werd een klaver vier.

*PING*
Nummer 367 verscheen op het bord. Bij de balie zat een mevrouw met een vriendelijk gezicht.
“Ik wil alleen graag dit afrekenen en even laten wegen.” Het kleine pakketje werd op de weegschaal gelegd.
“Dat is vier keer vier-en-veertig cent.”
De kaart werd betaald; er werd gepast geld op de toonbank gelegd. De kaart in de witte envelop gestopt.
Half werd er omgedraaid, maar een aarzeling hield tegen.
“Hoeveel was het wegen ook alweer?”
De mevrouw glimlachte breed.
“Zoals het klavertje vier. Vier keer vier-en-veertig eurocent.”

Er werd bedacht dat als meer mensen dát nou deden; iemand die ze nauwelijks kenden ergens blij mee maken, iets waardevols meegeven, de wereld er misschien meer van zou gaan glimlachen. Iemand ervan zou gaan glimlachen.

Niet zo groot. Een klein boekje met een groot verhaal, bijvoorbeeld. Met een joekel van een boodschap. Want het verhaal van Mitch Albom, Tuesdays With Morrie, zou in iedere boekenkast moeten staan.

Gisteren voelde ik me net Sinterklaas.
Dat was een fijn gevoel.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten