Karin Ramaker.

Als ik niet schrijf, denk ik aan schrijven.

  • “EN WEET JE WAT HET IS,

    ik heb nu eenmaal kleine voeten. Ik heb nu eenmaal mini schouders. Een ex van een meter negentig, van lang geleden, legde zijn grote handen op mijn schouders, wilde (ver) voorover buigen om me te zoenen, stopte plots, bekeek mijn schouders, zijn handen en schoot in de lach.

    ‘Moet je eens kijken. Mijn handen passen helemaal om je schouders heen.’

    Ha! Ha! Ha!

    Als het je niet zint, spreek dan af met Inge de Bruin!

    De broer van vriendinnetje, middenin de pubertijd, wierp een blik op mijn nieuwe schoenen, keek naar mij, keek weer naar m’n nieuwe schoenen, waar ik zó blij mee was, en schoot in de lach.

    ‘Je hebt dwergenvoetjes.’

    Ha! Ha! ha!

    Die dwergenvoetjes kunnen anders heul hard schoppen!

    Vorig jaar, net bij een nieuwe locatie gesetteld, stond er een kind van net drie jaar voor m’n neus. Ze bekeek me, hield haar hoofd schuin, en fronste haar wenkbrauwen.

    ‘Ben jij een meisje of een mevrouw?’

    Ha! Ha! Ha!

    Zal ik je eens wat vertellen? Ik ben een meisjesmevrouw. En nou buiten spelen!

    Dan zal ik u de anekdotes maar besparen van het niet toelaten van een boven de twintig danscafe, terwijl vriendin, twee jaar jonger, vrolijk naar binnen wandelde,
    de mevrouw achter het paspoortloket me tot twee keer vroeg of ik nog steeds een meter twee-en-zestig was en ouders die soms stijl achterover slaan bij het horen van mijn geboortejaar en werkervaringen. ‘Ben jij ook van het Maywoodtijdperk?’

    En choco ijs, ja choco ijs, is volwassenenijs!

    Verdomme!
    Verdomme!
    Verdomme!

  • IN HET KADER VAN,

    artiesten die men in een hokje plaatst,
    maar onverwacht toch iets andersmoois neerzetten:

  • IK KAN GEEN TITEL VINDEN DAN,

    alsjeblieft.

    ALSJEBLIEFT.

  • ‘IK BEN JE DAME NIET!’

    Dat riep ik een tijdje geleden. Met een uitgestoken wijsvinger. Zo’n wacht-jij-maar-af wijsvinger. Mijn fietsfietslamp deed het niet. Braaf als ik was kocht ik bij de fietsenmaker van die fietslampjes die je ook mee kon nemen de trein in. Zulke lampjes die onverwacht in je tas gingen flikkeren, omdat er een zware organizer tegenaan viel.

    ‘Mevrouw, uw tas flikkert.’ was dan het gevolg. Zodat je met een blozend hoofd snel je tas indook om de boel weer uit te zetten.

    Zulke lampjes die op batterijen gingen. Heul lang. Verstelbaar ook. Een wit en een rood. Rood voor achter. En dan drie standjes. Dat geflikker was dan de opvallerige variant. Voor de opvallerige types. In het donker.

    Mooi toch?

    ‘Nee, niet mooi!’ riep meneer agent, die me aanhield en me dirigeerde naar de stoep.

    ‘Die lampjes op je jas en daar aan je fietstas zitten op de verkeerde plek.’

    ‘Wat nou verkeerde plek? U heeft me niet voor niets gewoon gezien!’

    Bijdehandje, dacht meneer agent hardop.

    Tss. Ik bijdehand. Ik ben alleen bijdehand als er onrecht aangedaan wordt. Van de fietslamp. Welteverstaan.

    ‘U zorgt de volgende keer voor een andere bevestiging van de fietslampjes, dame.’

    Dat ‘dame’ deed het ‘m. Bijna voelde ik me een ietwat gekleurde mevrouw met een fikse attitude. Compleet met de ‘PSSSH’ en het welbekende stopteken.

    ‘Ik vind het je reinste onzin! Licht is licht!’

    Dat mocht ik vinden. Op een denigrerende toon. Mopperend stapte ik op m’n fiets.

    Licht is toch licht?

  • DAG VAN HET DECOLLETÉ.

    S: Je hebt de dag van het decolleté gemist.

    ikke: Nou, da’s lekker dan.

    Maar ik weiger kipfiléts in m’n beha!

Privacyverklaring.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten