Karin Ramaker.

Als ik niet schrijf, denk ik aan schrijven.

  • Muziek en feestjes!

    348 woorden, 2 minuten leestijd.

    Lieve Q,

    Al jaren wil je tante Carnaval met jou vieren. Elk jaar kijk ik wanneer het gevierd wordt en of we samen ergens naartoe kunnen, maar steeds lukt het niet om een geschikte dag te vinden. Onze vakanties vallen ook niet altijd samen. Maar dit jaar was het eindelijk zover! Op vrijdag werd er op jouw school Carnaval gevierd én ik was vrij!

    Dus, om half zeven sprong tante Karin haar bed uit, kleedde zich snel aan en vertrok met de trein naar Nijmegen. Jouw school staat naast de Sint Maartenskliniek, waar ik me omkleedde. Een gouden blouse, een rode zakdoek en een glittersterren-diadeem—de sterren bewogen vrolijk heen en weer.

    Toen ik bij de klas kwam, zag je me al in de gang. Je straalde toen ik binnenkwam, je was helemaal blij! De andere kinderen vonden mijn bewegende sterren ook erg interessant.

    Om elf over elf stond iedereen klaar voor de optocht. Het was droog, de zon probeerde door te breken en langs de route stonden veel mensen te kijken en te klappen. Voor ons liep een mevrouw met een grote box waar muziek uit kwam. Je genoot volop, lachte en keek blij om je heen.

    De optocht begon op de speelplaats van de school en ging via de straat omhoog naar de voordeur van het ziekenhuis. Binnen stonden rijen mensen te wachten: artsen, verpleegkundigen, patiënten in bedden, bezoekers, mensen van de revalidatie, de receptie en nog veel meer. Ook papa’s, mama’s, opa’s en oma’s waren erbij. Wat was het druk met mensen die speciaal kwamen kijken!

    Tante Karin probeerde af en toe te stoppen met lachen en grijnzen, maar dat lukte gewoon niet! De juf keek een paar keer naar jou en zei verwonderd: “Dit vindt ‘ie zo leuk, hè?” En ja, dat klopt helemaal—jij houdt van muziek en van feestjes!

    Lieve Q, ik heb zó genoten van deze dag. Ik vond het ontzettend gezellig en keek er echt naar uit om samen met jou Carnaval te vieren. We hebben gelachen, gedanst en een echt feestje gevierd!

    Fijne vakantie, Q. Ik zie je snel weer!

  • De rode zakdoek.

    281 woorden, 1 minuut leestijd.

    De trap naar de zolder van mijn ouderlijk huis was voor mij jarenlang een grens tussen toen en nu, een weg die ik niet bewandelde. Het zware gordijn ervoor hield niet alleen de kou tegen, maar ook de herinneringen die daarboven sluimerden. Maar toen mijn ouders er niet meer waren, voorgoed, schoof ik het gordijn open en klom naar boven.

    De zolder ademde verleden. Het schuine dak boog zich als een beschermende hand over de ruimte. Een loodzware werkbank stond er, bedekt met stof. Enkele spijkers lagen achteloos verspreid, alsof iemand ze ooit nog zou oppakken. Dozen met kerstspullen en lichtslingers, stukken opgerold tapijt, een kast stond op de overloop. Toen ik die kast opende, zag ik de carnavalsspullen. Een vlaag van vroeger waaide door me heen. Ik glimlachte, stak mijn hand uit en haalde er een rode zakdoek uit. Ik nam die zakdoek mee naar huis.

    Gisteren, toen ik tussen de spullen in mijn werkkamer rommelde, zag ik diezelfde rode zakdoek weer. Even stond de tijd stil. Ik hield hem vast, liet mijn vingers over het patroon glijden. In een flits was ik weer dat kind, bij de kinderoptocht, vooraan bij het Kuikentjesbal in de Soos. Een keer had ik zelfs meegedaan met een optocht. De muziek, de kleuren, de magie van carnaval – het was er allemaal weer.

    Morgenochtend pak ik de trein naar de school van mijn neefje. Hoe verder het zuiden in, hoe minder mijn rode sterrendiadeem en zakdoek zullen opvallen. Net zomin als mijn gouden blouse over mijn jas. Mijn neefje zal zijn drakenpak dragen. Daar wordt carnaval gevierd zoals het hoort. Zoals het altijd was. Zoals het altijd zou moeten zijn.

  • Blijf je bij me?

    236 woorden, 1 minuut leestijd.

    Mijn moeder stond achter de deur van haar oude slaapkamer. Het eerste huis waar ik ben grootgebracht, tot we het verlieten toen ik twaalf was. De jaren tachtig hakten er zo stevig in dat we de auto moesten verkopen, ons huis moesten opgeven. Van koop naar huur, van zekerheid naar iets anders. Ik voelde me destijds niet in balans.

    In een lucide, dromerige staat loop ik de trap op. De wereld om me heen lijkt donkerblauw en stroperig, als een herinnering die zich niet helemaal laat vangen. Ik zie haar in de kier van de deur staan—een schim, een contour tegen het duister. In die kier is licht. En het voelt altijd fijn om haar even te zien. Dit kan al vier jaar niet meer. Dus ik koester iedere schaduw, ieder lichtval, iedere opening waar mijn moeder tot me doordringt.

    Ze staat te wachten, lijkt het. Of misschien wacht ik. Mijn voeten raken de overloop, maar het voelt niet alsof ik echt ergens ben. Ik kijk naar haar, de vage glimlach in mijn stem als ik vraag:

    ‘Blijf je bij mij in de buurt?’

    Blijf je bij me voor troost, begeleiding? Iets—iets wat ik niet kan benoemen?

    Ze maakt de deur verder open, er is meer licht. Ze stapt langs me heen, haar blik even in de mijne gehaakt. Maar dan—nee.

    ‘Nee,’ zegt ze.

    En zonder te aarzelen loopt ze de trap af.

  • Ik ga je hangen.

    411 woorden, 2 minuten leestijd.

    Nadat ik in het ziekenhuis een injectie in mijn schouder had laten zetten, liep ik in de zon naar een lunchtent. Het had geen zin om heen en weer naar huis te gaan en daarna weer terug naar mijn werk, dat ’s middags zou beginnen.

    Bij de lunchtent klonk comfortabele jazz uit de boxen. Het was druk, maar ik vond een plekje – eigenlijk mijn vaste plek als ik daar zit. Ik bestelde een grote koffie en begon te lezen in mijn boek.

    Na een tweede kop koffie ging een vrouw aan een tafeltje naast me zitten. Ze legde haar jas op de leuning van de stoel tegenover haar en bestelde een gemberthee. Kort daarna kwam een andere vrouw binnen. Ze leek net te hebben hardgelopen: haar wangen waren vuurrood en ze droeg een legging met witte sokken en modderige sneakers.

    Net toen ik dacht: Gezellig, ik moet binnenkort ook maar weer eens met een vriendin afspreken om bij te kletsen, begon de vrouw met de gemberthee over een afspraak die ze had gehad met haar collega over het re-integratietraject.

    Wacht even. Ik keek opzij. Was dit ook zo’n gesprek?

    Ik luisterde verder. Over te veel hooi op je vork nemen.
    “Je moet wel je uren maken en dan naar huis gaan. Je hebt vier uur per dag, dus die maak je en dan moet je niet extra taken gaan uitvoeren.”

    Alle persoonlijke problemen kwamen voorbij, voor het personeel, de gasten en mij. Het is normaal geworden, dacht ik. In de trein was ik ooit getuige van een net zo persoonlijk gesprek. Een jonge vrouw biechtte op – aan een vriendin, zo leek het – dat ze een morning-afterpil nodig had, maar niet alleen naar de dokter durfde. Of zij dan meekwam?

    Zelf wil ik niet bellen in een omgeving waar anderen mijn persoonlijke gesprekken kunnen horen. Het gaat hen niets aan. Andersom hoef ik ook de gesprekken van anderen niet te horen. Hoe vaak ben ik getuige van een gesprek via luidspreker?

    Een paar weken geleden had een moeder in de tram via de mobiel ruzie met haar dochter over de opvoeding van haar kinderen. “Je moet je er gewoon niet mee bemoeien. Als je dat wel blijft doen, hoef je niet meer te komen.” De moeder, oma van de kinderen, wist op dat moment ineens wel te zeggen dat ze er thuis verder over zouden praten.

    “Ik ga je nu hangen, doeg.”

    Leek me een goed idee.

  • Ik was er niet bij.

    346 woorden, 2 minuten leestijd.

    Gisteren hield Jair Ferwerda, onder het oog van de camera, minister Faber enkele omstreden uitspraken voor die de Amerikaanse president Donald Trump had gedaan over de oorlog in Oekraïne en over Zelensky. Volgens Trump is Zelensky een dictator omdat de bevolking niet meer achter hem zou staan.

    Faber wilde eerst niet echt reageren, liep weg, kwam vervolgens terug en zei met een glinstering in haar bolle oogjes: ‘Hij is niet democratisch gekozen.’

    Ferwerda sprak daarna met Minister Brekelmans van defensie, die haar, volgens bijna alle kranten, op de vingers tikte – wat ik helemaal niet vond. Het was een magere terechtwijzing, alsof je ‘foei’ zegt tegen een kind dat een brutale opmerking maakt. Later die dag sprak Ferwerda ook president Schoof aan op het voorval. ‘Ik was er niet bij!’ zei hij, bijna met zijn handjes in de lucht.

    Da’s raar.

    Hoezo, ik was er niet bij? Hij is er wel vaker niet bij. Jair had best meteen een filmpje kunnen laten zien, dan was hij er ineens wel bij. ‘Ik was er niet bij’ is een uitspraak die je doet als je je ergens verre van wilt houden, er geen mening over wilt vormen, of de ander het zelf wilt laten uitzoeken. Eigenlijk zeg je: zoek het maar uit. Zoiets zeg je als je verveeld bent, uit je doen, of er simpelweg geen energie in wilt steken. Zoals een overspannen leraar op een vrijdagmiddag voor een te drukke klas.

    Wat een poppenkast.

    Blijkbaar is er intern nog wat gedoe geweest, want later kwam Faber opnieuw naar buiten, sprak Ferwerda aan en nam haar woorden terug. ‘Zelensky is wel degelijk democratisch gekozen, maar de verkiezingen zijn uitgesteld omdat het land in oorlog is. Dat had ik moeten weten.’

    Dat wíst ze ook. Ga me niet vertellen dat ze dit niet wist. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat we brutaal hebben gezien hoe een minister eigenlijk het hare ervan denkt. If it walks like a duck…

    Maar ja, premier Schoof was er niet bij! Dus het fijne kon hij er ook niet over zeggen.

Privacyverklaring.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten