Karin Ramaker.

Als ik niet schrijf, denk ik aan schrijven.

  • Hoe voel je een kantelpunt?

    308 woorden, 2 minuten leestijd.

    Ik probeer hem als een gewone jongeman te zien. Net volwassen, opgegroeid in een dorp in Nederland, onder de rivieren. Waar kermis, carnaval en naar de kerk gaan belangrijk zijn. We schrijven 1939. Niemand denkt er echt over na, turend over de weilanden—ook hij niet. Hij heeft andere zorgen: zijn moeder is ernstig ziek en ligt in een ziekenhuis in Tilburg.

    Als jongste van zeven kinderen voelt hij zich wellicht ondergesneeuwd. Zijn broers en zussen nemen het voortouw, regelen zaken voor hun vader. De winkel moet open blijven, de spullen verkocht.

    In 1939 voelt de warme lucht in juni nog gewoon warm, misschien een beetje klam en vochtig. De mensen lopen over zandpaden, ze winkelen, ze werken en komen ’s avonds moe thuis. ‘Wat schaft de pot?’ wordt er gevraagd. Ze bidden, drinken koffie, lezen de krant en gaan naar bed.

    Hoe voel je een kantelpunt als het al gekanteld is? Je herkent een kantelpunt pas als het te laat is, als er schade is toegebracht, de woorden zijn uitgesproken. Woorden die langs oren vliegen, maar ergens, tijdens het wegwaaien, minder sterk worden. Er was ergens een gefluister hoorbaar. De een hoort het, de ander haalt zijn schouders op.

    Zijn moeder sterft in het ziekenhuis, en daar ligt de focus. Ze moeten een begrafenis regelen, praten met de pastoor van de Laurentiuskerk, de kerk schuin tegenover hun huis.

    Het is maar een wandeling van huis naar de kerk, en weer terug. Terwijl anderen hun zorgen uiten bij de groenteboer, de buren en in het café, onder het genot van een biertje of een jenever—dat praat wat gemakkelijker—zijn er ook mensen met hun eigen problemen. Wereldproblemen lijken dan zo ver weg, totdat de kerkklokken luiden, de radio harder wordt gezet en er plakkaten verschijnen op de winkelruiten. Langzaam maar zeker daalt het in.

    1939 wordt 1940.

  • Het komt uit Brabant.

    305 woorden, 2 minuten leestijd.

    Na mijn interview-afspraak met René van Heijningen van het NIOD in Amsterdam bleef ik achter in de studiezaal, waar René een paar boeken en een archiefdossier op een computer had klaargezet om te onderzoeken. Hij ging zelf ook aan de slag met het dossier, want het verhaal over ‘onze’ Kees bleek spannender dan we aanvankelijk hadden gedacht.

    Het waaide en regende flink toen ik via het Rokin naar de Herengracht liep. In een oud pand, met prachtig houtwerk en indrukwekkende raam- en wanddecoraties, kreeg ik de kans om prangende vragen te stellen naar aanleiding van een mailwisseling.

    ‘Jij komt uit Brabant?’ vroeg René. Ik knikte. ‘Jazeker. … Maar jij ook.’ Hij schudde zijn hoofd. Aan zijn accent kon je horen dat hij er was opgegroeid, maar zijn ouders kwamen er niet vandaan.

    Ik wil er nog niet te veel over loslaten, maar ik ben bezig met het reconstrueren van het verhaal van Kees. Mijn achter-achterneef uit Brabant, die weigerde te werken voor de Duitsers en uiteindelijk terechtkwam op een plek waar veel verzet aanwezig was. Maar wat was precies zijn rol?

    Na afloop, met een knorrende maag, streek ik neer in een café om te lunchen. Mijn hoofd tolde nog van alles wat we hadden besproken. Het verhaal van Kees, dat ooit begon met slechts een geboorte- en sterfdatum en het feit dat hij was gestorven in een concentratiekamp, kon ik nu, na jaren onderzoek, steeds gedetailleerder beschrijven. Maar het bleef overweldigend, en ik moest even bijkomen.

    Met een kom mosterdsoep en een stuk brood kwam ik langzaam weer tot rust. Even later zat ik in de tram richting Amsterdam Centraal. Vriend appte met de vraag waar ik had geluncht. Ik had het pas door toen ik reageerde: ‘De Brabantse Aap.’ Waarom heet dat café de Brabantse Aap? Lees het hier.

  • Het beest heeft een naam.


    336 woorden, 2 minuten leestijd.

    We zijn te bang om het beest bij de naam te noemen. Bang omdat we erop aangesproken kunnen worden en ons moeten verdedigen. Bang dat een opdrachtgever of baas je erop aanspreekt dat dit in deze sfeer niet kan, met alle gevolgen van dien.

    We zijn te bang geworden om te zeggen, te schrijven, of te roepen dat iemand niet deugt. Want waar baseren we dat op? Vervolgens moeten we ons in allerlei bochten wringen, het concept “deugd” van alle denkbare perspectieven bekijken, om uiteindelijk tot een wollig oordeel te komen: alles is niet zo zwart-wit. Daarmee graven we een veilig holletje voor onszelf om in te kruipen zodra het gevaarlijk wordt.

    Maar sommige dingen zijn zwart-wit.

    Een Hitlergroet is geen spasme, geen jeuk, geen dansje. Een Hitlergroet is precies wat het is: een Hitlergroet. Doe je het meer dan één keer tijdens een speech, dan doe je het expres. Dat is geen twijfel, dat is een keuze. En nee, hij streek niet over zijn hart, want naast dat hij dat hart niet kan vinden, zit het niet eens zo hoog.

    Een genocide is de ontzegging van het recht op bestaan van een volledige menselijke groep. Niets meer, niets minder.

    Discriminatie is het maken van onderscheid. Meer specifiek: het ongelijk behandelen en achterstellen van mensen of groepen op basis van kenmerken die in een situatie volstrekt irrelevant zijn. Punt.

    Censuur is iedere poging om informatie, gezichtspunten, of methoden van uitdrukking – van kunst tot schuttingtaal – te verbannen.

    Een tosti? Dat is simpelweg een gerecht waarbij twee sneetjes brood met beleg ertussen worden geroosterd in een tosti-ijzer. Helder.

    Als ik je uitscheld voor “vieze, vuile teringlijer”, is dat voor meerdere invalshoeken te interpreteren. Hoe vies is vies? Wat betekent “teringlijer”? En is het überhaupt relevant?

    Sommige dingen zijn nu eenmaal wat ze zijn. Een Hitlergroet is een Hitlergroet. Ik herhaal: een Hitlergroet is precies wat het lijkt en wat het representeert. Doe je het herhaaldelijk, dan is het geen ongeluk, maar opzet. Het is zo simpel als dat.

  • Passief agressief.

    199 woorden, 1 minuut leestijd.

    In de stiltecoupé komt een man naast me zitten. Normaal gesproken ontvang ik nauwelijks appjes, maar nu krijg ik er toevallig een paar achter elkaar. Mijn geluid staat vrij zacht, maar deze meneer hoort het toch en zegt: “Tuttutetuu.”
    Ik kijk hem even aan, alsof ik wil bevestigen of ik het goed hoorde, maar ik besluit verder naar buiten te staren.

    Even later komt er weer een appje binnen. Mijn telefoon zit in mijn tas en het geluid is minimaal. De man klapt zijn laptop open en begint te typen. Ik check mijn berichten en stop mijn telefoon weer weg.

    Nog een appje. “Tuttutetuu,” klinkt het opnieuw. Ik frons mijn wenkbrauwen. Dit doet hij expres.
    Ik overweeg iets te zeggen, maar het is tenslotte een stiltecoupé, dus ik houd mijn mond.

    Dan laat een jongedame achter mij iets vallen—een fles of iets dergelijks. “Goeiemorgen!” roept de man. Ze laat nog iets vallen, dit keer een tas. “Goeiemorgen!” klinkt het opnieuw.

    Even later gaat er overduidelijk iets mis met zijn laptop. Hij drukt op een toets die een hard geluid maakt. Het gebeurt meerdere keren; hij blijft er maar op drukken.

    Wie maakt er nou herrie in de stiltecoupé?

  • Verbinding verbroken.

    276 woorden, 1 minuut leestijd.

    Het is vreemd om te beseffen dat ook de zus van mijn moeder er nu niet meer is. Ze was twee jaar jonger, en vroeger kende ik haar nauwelijks. Ik heb slechts een paar herinneringen aan haar. Als families elkaar niet dulden, lijkt het alsof de kinderen daar automatisch onder lijden.

    Twee jaar geleden zei de partner van mijn tante: “Als je je tante nog een beetje in haar goede doen wilt spreken, doe het dan nu.” Ze leed aan dementie en ging snel achteruit.
    Die middag stond ze in haar woning voor de kast en wees naar een foto van haar ouders. Toen ik wegging, gaf ze me een warme omhelzing. Daarna ging het inderdaad steeds slechter, en uiteindelijk moest ze naar een gesloten afdeling van een verzorgingstehuis.

    Vorige week vrijdag belde de andere zus. Ze was net onderweg toen ze een telefoontje kreeg van een zoon: het was voorbij.
    Hoewel opluchting overheerst omdat ze niet meer hoeft te lijden, voel ik verdriet. Het raakt me meer dan ik had verwacht.

    “Heb je nog foto’s van ons drie zussen?” vroeg mijn andere tante. Voor de ontruiming van het huis had ik een fotoalbum meegenomen. Na lange tijd bladerde ik er weer doorheen. Foto’s van hun jeugd kwamen voorbij.

    Er is weer een verbinding verbroken. Iemand die een lijn naar mijn moeder had, is er niet meer. Al kon ze jaren geleden, toen ik haar weer zag, niet meer goed met me praten over vroeger, keek ik naar herkenningspunten. Haar net zo witgrijze haar, haar twinkelende ogen, haar maniertjes. Hoe ze daar zat in haar stoel. Hoe anders ze ook was, maar wel mijn moeders zus.

    Dag Marian, doe mijn moeder de groeten!

Privacyverklaring.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten