‘Je gaat nu luisteren. Je houdt nu op met praten en je luistert naar me!’
Ik liep de hoek om van een klein, smal gangetje waar gegeten kon worden in een gezellig restaurantje in hartje Amsterdam. Er stond een lange man tegen de muur met in zijn ene hand een mobiel tegen zijn oor gedrukt en zijn andere hand wreef verwoed door zijn haar. Op de een of andere manier trok die hand in het haar de aandacht.
Hij leek woest en paniekerig tegelijkertijd. Alsof de tijd voorttikte en hij niets kon doen dan alleen maar praten en sturen met zijn woorden. Het is verschrikkelijk als iemand die je liefhebt in de penarie zit en de ander belt om hulp en je bent niet snel genoeg daar. En zo voelde het ook; zijn stem klonk paniekerig.
Ik heb een mechanisme, als er paniek uitbreekt, om kalm te worden en de situatie heel snel te overzien zodat ik ook snel weet wat mij te wachten staat of wat ik kan doen. Ik handel snel, adequaat en blijf rustig en kalm. Als andere mensen in totale paniek raken wil ik eigenlijk weg maar ik weet dat ik niet weg kan lopen dus is het enige wat mij te doen staat; kalmte. Kalm en rustig. Twee mensen in paniek, da’s ongeveer het meest desastreuze wat jij je kunt voorstellen.
Ooit heb ik geroepen, toen ik zelf even niet meer wist waar voor of achter was, of degene bij me, mij kon opvangen. ‘Ga jij me dan dragen?!’ riep ik in paniek uit. Dat was namelijk het enige wat ik wilde weten. Of ik gedragen werd als ik niet sterk genoeg zou zijn.
De man liep heen en weer. Hij bleef maar wrijven met zijn hand over zijn voorhoofd en haar en zuchtte voordat hij krachtig herhaalde:
‘Luister naar me! Je stopt nu met praten. Je houdt nu op! Je praat niet meer met … Je zorgt dat je … en je …’
Ik hoorde de rest niet meer. We gingen eten.
‘Praat alleen over moeilijke dingen bij een respectvol, luisterend oor.’ — Opkrabbelen. Boek is verkrijgbaar in alle boekwinkels.