Op sommige w.c ’s wil je niet zitten.

Men zegt dat als je wilt weten hoe schoon ze zijn in de keuken van een restaurant dat je eens op het toilet moet gaan kijken. Volgens mij klopt het niet.

Vanmiddag was ik in een boekenwinkel waar ze op de tweede etage een toilet hebben. Er staat keurig boven de ingang een rood bord met ‘Toiletten’. Eén toilet is voor personeel en daar kom je ook niet zomaar in. Er hangt een systeem naast waar men een code moet intikken. Als je nodig moet duurt die code invullen te lang dus vandaar dat het personeel ook altijd rustig komt aanlopen om vervolgens doodlangzaam die code in te tikken alvorens de deur te sluiten. Men calculeert het in, zeg maar.

Daarnaast zit een damestoilet en een herentoilet. Aparte ruimtes. Men zegt ook dat vrouwen het bonter maken op een w.c dan mannen. Ook daar kan ik geen bewijsmateriaal van aanleveren. Ik kom gewoon nooit op een herentoilet, wegens wat-heb-ik-daar-te-zoeken. Het enige bewijsmateriaal wat ik heb is telkens het gevoel een zwembad binnen te wandelen. Men laat kranen druppen en men heeft slechte oog hand coördinatie zodat tissues voor de handen naast de prullenbak belanden in plaats van erin.

Vanmiddag was ik zowaar geshockeerd. Ik viel bijna achterover, niet alleen van verbazing, maar ook van een klodder roze zeep op de grond. De kraan drupte wederom en het toiletpapier was op, zodat ik vliegensvlug wat tissues moest meenemen voordat de deur weer openvloog en ik een gênant ogenblik met een andere dame zou hebben. (Afgelopen zondag was het dus net andersom; ik gooide een deur open van een toilet in een biercafé waar een dame haar gulp al had openstaan en ook tissues wilde pakken van de wastafel. ‘Sorry!’ riep ze nog, voordat ze de deur van het toilet weer dichtsmeet.)

Ik was zo geshockeerd door wat ik zag op de grond van het damestoilet dat ik vergat een foto te maken. Ik durfde amper de w.c-deur te openen, te bang voor wat ik daar zou aantreffen. Ken je dat? Dat je van tevoren al bedenkt hoe smerig zo’n w.c eruit zou.kunnen.zien?

Wat zijn we toch goed bezig.

In Utrecht, gisterenochtend, sta ik rustig bij de geopende deuren te wachten totdat iedereen is uitgestapt. Naast mij staat iemand van mijn leeftijd en achter mij staat de rest. Men stapt in een rij van twee uit de trein en loopt verder. Als een rij is uitgestapt lopen er nog wat mensen van de eerste rij uit. ‘Je kunt al instappen hoor.’ roept een vrouw (50+) achter mij. ‘Nou,’ zeg ik -‘Dat vind ik een beetje onbeleefd.’ Mij is namelijk geleerd dat je eerst mensen laat uitstappen voordat je zelf instapt. Mensen die uit een restaurant lopen terwijl jij naar binnen wil, die laat je eerst voorgaan. Voor vrouwen van 50 plus zijn de regels veranderd, denk ik.

Bij de Bijenkorf in Den Bosch sta ik netjes in de rij om een ‘kek’ t-shirtje af te rekenen. Naast me staat een mevrouw waarbij het lijkt alsof ze nog iets anders wil doen voordat ze in de rij gaat staan. In plaats van achteraan te sluiten staat ze ineens voor me! Ik laat je raden hoe oud ze was.

rood op reis.

Onderweg naar huis stopt de trein op Utrecht Centraal. Ik zit gewoon naar buiten te staren terwijl ik een grinnik weghik omdat ik in het boek van Paulien Cornelisse zit te lezen. Aan de overkant staat een bord. Een man in een felrood overhemd prijst een vliegticketbedrijf aan. Zijn hoofd is net zo rood als zijn overhemd. Mijn eerste gedachte is: Dan wíl je toch niet op reis? …

Kokers op je hoofd.

Lensdragers hebben zo nu en dan een oogontsteking waardoor ze hun lenzen niet meer kunnen dragen. Tijdelijk. Lensdragers hebben als het goed is ook een reservebril thuis voor als zij even geen lenzen willen dragen of oogontstekingen hebben waardoor het noodzakelijk is een reservebril op te doen, anders genezen de ogen niet. De naam zegt het al; reservebril. Zo’n bril die er net niet bijhoort. Een bril die misschien helemaal kon toen je begin twintig was maar nu niet meer kan. Een bril waarmee je dus hardstikke voor PIEP loopt. Ik kreeg een oogontsteking deze week.

Nu is mijn reservebril niet echt 1990 maar helemaal blij ben ik er ook niet mee. Bovendien heeft het donkere randen waardoor ik telkens mezelf afvraag wat er in de weg zit, maar dat is dus mijn reservebril. Ook liep ik afgelopen week een winkel binnen en deed, uit automatisme, mijn bril af. Ik zag ineens verdomd weinig. Het was dan ook niet mijn zonnebril die ik wilde afzetten maar mijn reservebril, die ik natuurlijk gewoon op mijn neus moet houden.
Mijn oren doen lichtelijk pijn na een dagje brildragen. Mijn neusboog ook. Je kunt, als het regent, geen steek zien en je kunt, als de zon schijnt, geen steek zien. Ik begrijp de voordelen niet van een bril.

Ik was amper vier jaar oud toen ik een bril kreeg. Vroeger had je onmogelijke monturen; meestal droeg een meisje net zo’n vliegeniersmodel als de jongens dat droegen en ze bedoelden er niet eens unisex mee. Mijn zicht is slecht. Links is bijna -6. Kun je nagaan als ik bril-en lensloos door mijn huis banjer. Ik zie alleen maar zwarte vlekken en die zwarte vlekken kunnen van alles zijn. Ooit zag ik een zwarte vlek op mijn muur en ging er met mijn neus bovenop staan om te zien wat het was. Een dikke, zwarte, harige spin. Dat is tevens ook de enige keer dat ik hard heb lopen gillen en m’n vader belde.

Het is dat ik mijn reservebril vaak nodig heb. Niet alleen voor oogontstekinkjes maar ook als mijn ogen vermoeid zijn van een lange dag computerstaren. Tijd en zaak dus om op zoek te gaan naar een hip en kek model waarmee ik met trots naar buiten kan wandelen. Een bril hoort bij je persoonlijkheid, las ik op een website. Ik zal beloven (aan mezelf) dat ik het niet te bont maak.

Zoute saté.

Bij het station van Zaandam voel ik me, als ik buiten sta, net een soort mini Alice in Wonderland gedumpt in reuze Madurodam. De grote blokkendozen met ronde randen lijken allemaal op elkaar en hebben allerlei groene kleuren. Het is bijna onwerkelijk.

Het was vroeg eten geblazen omdat ik naar een dansvoorstelling ging. Even na vijven vroegen we de kaart en bestelden meteen, anders kwamen we te laat. Toen de frietjes, salade en een bord met saté spies werd gebracht vielen we dus ook aan.

Er was iets aan de hand met de satésaus. Ik proefde het maar kon het niet meteen thuisbrengen. Het zorgde ervoor dat mijn maag rare dingen ging doen. Ik kreeg het niet op. Het was vies. De saté was gruwelijk zout. Zo zout dat mijn maag drie salto’s maakte en op herhaling ging.
Bij het wegnemen van de borden vroeg de serveerster natuurlijk of het gesmaakt had. ‘De saté was erg zout.’ meldde ik dan toch maar. (Altijd een gênant moment.) ‘Het vlees of de saus?’

Ze nam de borden mee. Dat was het dan. Ik had slecht gegeten. Saté laten staan. Geen koffie van het huis. Geen korting of wat dan ook. Geen kok die even excuses kwam maken. Geen maagpijnpilletje. Nakkes.
Was die ober nu geneigd, bij de eerstvolgende klant, gewoon met een grote lepel een enorme lading satésaus over het vlees te ketsen omdat maar een persoon geklaagd had? Ik ging me van alles afvragen.
Kukelde de ober nu de hele pan saté weg of ging ie het alsnog op smaak brengen? Hoe bracht je te zoute saté weer goed op smaak? Was ie nu aan het vloeken in de keuken omdat zo’n trutje zijn saté niet goed vond of barstte hij in huilen uit en was ie geneigd zijn schort weg te leggen en naar huis te gaan?

Van zoute saté krijg je enorm veel dorst.

Wat nou sorry!

Dat je boodschappen hebt gedaan en je voor een zakje walnoten alsnog naar een andere supermarkt moet. Met mijn chagrijnigheid was het al goed gesteld. Bij de Albert Heijn stond een meut kinderkes achter een dranghek. Ze vroegen elke voorbijganger die klaar was met afrekenen of ze voetbalplaatjes hadden. Als je alleen voor een zakje walnoten de Appie in wandelt kun je er vergif op innemen dat je met meer aan de kassa verschijnt. Met een plant bieslook bijvoorbeeld. En zeezoutchips.

Nadat ik mijn tas had ingepakt maakte ik aanstalten om de deur uit te piepen. Gauw naar huis. Geen zin in die bonkende hoofdpijn en rode jeukogen van de plotselinge hooikoorts.

‘Mevrouw, heeft u voetbalplaatjes?’ vroeg een, naar ik schat, negen jarig blond meisje achter het dranghek.
‘Nee, sorry…’
‘Wat nou sorry!’ riep ze verontwaardigd terwijl ik doorliep.

Ik stond even stil. Had ik het nou goed gehoord? Ik draaide me op mijn hielen om.

‘Wat nou sorry?’ vroeg ik.
‘Ja, wat nou sorry!’
Ik bekeek het groepje ongeleide projectielen even. Een zielig volkje kinderen achter een oranje dranghek. Zo’n groepje net-niet-pubers met teveel grote mond. Alsof het Nederlands elftal ging winnen vanavond. Dat ze even een beetje heel erg normaal deden!

‘Wat nou sorry? Wat nou voetbalplaatjes!’ riep ik hard uit.

Het groepje was even stil. Alsof ze het even moesten verwerken. Ik verliet de Albert Heijn met opgeheven hoofd.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten