Het blijft aantrekken en afstoten. Amsterdam. De route van de trein er naartoe vind ik mooi; op sommige routes rij je langs het Ij.
Bij het station begint het paradoxale gevoel; de rotzooi, de mensenmassa en de haast komt je als een lawine tegemoet. Eenmaal buiten neem ik een grote hap lucht. Even aarden; beide voeten op de grond. Terwijl ik in Rotterdam meteen een grijze deken voel die treurig en traag over me heen glijdt, is Amsterdam een mix van vrijheid en …iets anders. Iets tegenstrijdigs. Iets indefinieerbaars. De woorden zijn er teveel en te weinig. Misschien is het zelfs een soort grenzeloosheid. En die grenzeloosheid kent voor- en stevige nadelen.
De grenzeloosheid is rood licht en dronkenschap. Het zoekt je op in nauwe straten, verlate steegjes en oude stenen. De grenzeloosheid is de kerk naast de coffeeshop, de hoeren naast een restaurantje en de rommelmarkt naast het viersterrenhotel aan de overkant. Het kan. Het mag. Het is oneindig.
De diversiteit lijkt mogelijk maar een affiche op het raam geplakt van een ouderwets oudhollands beeldje van twee boertjes die elkaar kussen en de schreeuwende roep om vrijheid zegt heel wat anders. Het is het plastic naast het glas en beiden breken een keer.
In de Marie Claire staat een artikel over ondernemerschap. Terwijl de zon achter de wolken dreef en de mensen een plekje zochten buiten op het terras las ik wat een aantal wijze vrouwen zeiden over ondernemen terwijl ik een kop koffie dronk en wachtte op de lunch.
‘Weinig mensen geven toe dat ondernemen overleven is, maar dat is precies wat het is. Dat is ook wat het creatieve denken stimuleert.’ — Anita Roddick, oprichter The Body Shop.