Op Hoog Catherijne in Utrecht was het druk. Zittend op een bankje zag ik benen voorbij lopen, stilstaan, wiebelen. Ik was (veel te) vroeg. Mijn broer had gedoe met de trein en was onderweg. Het deerde me niet, bij het grote bord op station Utrecht centraal was veel te zien. Helaas vond een meneer naast me het prettig een gesprek aan te knopen. Over God.
‘Excuse me. … I want..to aks you…a question. If you…want to answer it…is good. If you…don’t want to answer it … also good. I want to..aks you…do you believe…in God?’
Hij zat bijna tegen me aan en stonk uit zijn mond. Bovendien had ik geen zin in een praatje. Ik heb heel vaak geen zin in een gesprek. Waarom willen mensen altijd praten?
‘I Don’t want to talk about that.’ zei ik resoluut.
De man was blijkbaar verrast door mijn antwoord. Misschien dacht hij dat ik makkelijk om te kopen was. Of snel geneigd naar zijn verhaal te luisteren. Of geïnteresseerd in het verhaal over God. Misschien dacht hij: dat meiske moet écht in God gaan geloven want nu zit ze hier maar een beetje doelloos voor zich uit te staren . Maar ik had geen interesse. Niet in God en niet in hem.
‘Oke. But what…if I…aks you this…’
Ik schudde mijn hoofd. Ga me niet zitten overhalen. Echt. Dat werkt zo averechts. Begrijp je dan niet dat het zo ontzettend averechts werkt? Dat is hetzelfde als je voet tussen de deur zetten. Het maakt eerder kwaad dan geïnteresseerd.
Plotseling zag ik mijn broer aan de overkant staan. Hij bekeek zijn telefoon. Wilde mij misschien laten weten dat hij gearriveerd was.
‘I have to go!’ riep ik terwijl ik opstond en ging. Dwars door mensenmeute heen naar de overkant.
(Uren later in een vrouwenwinkel met huis,tuin en keukenspullen keek ik rond maar vond niet wat ik zocht. De vrouw achter de balie bekeek me eens. ‘Wat zoek je? Kan ik misschien helpen?’ Ik zuchtte. ‘Ik weet niet eens wat ik zoek.’ ‘Ach lieverd, je ziet er ook uit alsof je zo een biertje moet gaan drinken.’ …)