Laatst droeg ik een ketting. Het was een zilveren ketting met een bedeltje eraan. Een hart. Het hart lag soms in het kuiltje van mijn nek. Soms duwde ik het hartje weer terug op zijn plek want het was gaan verliggen op mijn huid en dat voelde niet lekker. Toen ik later weer die ketting voelde besloot ik dat die ketting me eigenlijk een beetje benauwde. Het zat te strak om mijn nek, weliswaar laag en niet drukkend tegen mijn adamsappel aan, maar zo voelde het wel. Ik deed de ketting af.
Ik zat op mijn werkkamer en staarde wat voor me uit. Ik moest iets afronden maar ik rondde het niet af. Waarom ik het niet afrondde was omdat iets me tegenhield. Maar wat wist ik niet. Dat staren deed ik, meer als vanzelf, omdat ik voelde dat iets doen nu geen zin had. Het was beter om te peinzen en misschien later weg te leggen of actie te ondernemen. Misschien omdat ik aanvoelde dat een beslissing nemen beter was als er ruimte was voor een verstandelijke keus.
Ondertussen staarde ik dus naar mijn niet afgeronde schilderij. Ooit, ‘s avonds laat met weinig licht, verfde ik een doek helemaal blauw. Toen het blauw bijna droog was, middenin de nacht, zag ik de contouren van een gezicht. Ik verfde die contouren tot het klaar was en stopte ermee. Ik was moe en ging slapen. De volgende dag bekeek ik het doek en ontdekte een vrouwengezicht. Ze hield haar ogen gesloten. De wereld was er even niet. Ze droeg iets om haar nek. Ik kon niet goed zien wat het was. Het was breed. Een doek? In ieder geval benauwde het me. Alsof ik dat doek, dat ding, van haar nek wilde weghalen zodat ademen iets makkelijker ging. De nek is een kwetsbare plek, dacht ik nog. Een dikke ketting, een sjaal, een grove hand zou veel kunnen breken.
Dit afgelopen weekend zag ik de demonstraties in Charlottesville, Virginia. Haat uit vele monden, haat in de ogen. Een schuldige opzoeken. Jij bent de veroorzaker.
En dan de aanslag waarbij een onschuldige jonge vrouw het leven liet omdat ze met haar mond, haar keel, haar stembanden opriep tot verdraagzaamheid en compassie. Haar mond werd gesnoerd. Haar keel metaforisch en rigoreus dichtgeknepen.
Het is net zo erg om te zwijgen als iets niet in orde is als oproepen tot haat.