Prietpraat in de kinderopvang.

In de jaren dat ik werkte in de kinderopvang heb ik vele anekdotes verzameld van gesprekken met kinderen. Het zijn de meest informatieve, speelse en meest rake opmerkingen en gedachten die kinderen aan me vertelden. Menig volwassene kan daar een puntje aan zuigen, vind ik. De leukste anekdotes en prietpraat gesprekken van mijn tijd in de kinderopvang heb ik hieronder verzameld, voor jou om te lezen. Haal er veel plezier uit, maar vooral ook wijsheid.

Ik wil S. (3 jaar)’s middags uit bed halen.
“Kom je eruit?”
S: “Nee, ik blijf nog even liggen.”

///

‘Wat heb jij gedaan in het weekend?’ vraag ik aan R. (3,5 jr.)
R. denkt een moment na.
‘Oh, we gingen wat klooien in de schuur.’

///

kinderopvang anekdotes

 

T. (2 jaar) zit aan tafel en krijgt een boek aangereikt. Er staan wel plaatjes bij maar ook heel veel letters op.

“Dat kan ik toch niet lezen!” legt hij beduusd uit.

///

 

We zitten aan tafel en ik vraag aan T (3,5 jaar:) 
“Wat wil je later, als je groot bent, worden?”
Hij denkt even na.
“Ik word later prinses.” zegt B. (3,5 jaar.) T. weet het.
“Ik word brandweer!”
“Wat doe ik eigenlijk?” vraag ik dan. Hij denkt lang na.
“Jij doet groot werk.” zegt ie dan en knikt.

///

“Toffie tinken!” zegt S (2 jaar) en geeft me een plastic kopje.
“Dank je wel.” zeg ik en doe net of ik de koffie helemaal opdrink.
“Op?” vraagt ie.
Ik knik en neem vervolgens mijn eigen kop koffie ter handen.
“Toffie tinken!” roept ie weer.
“Kijken?” vraagt ie dan.
Ik laat hem de koffie zien.
“Ook toffie tinken.” Hij wijst met z’n vinger.
“Wil je ook koffie drinken?” vraag ik.
De koffie is behoorlijk afgekoeld. Ik laat hem een slokje nemen.
Hij trekt een vies gezicht.
“Lekkuh!” zegt ie dan.

///

Leidster: “Ja, ik heb je twee keer gewaarschuwd! Dat is dan eigen schuld, dikke bult.
J (3 jaar) verontwaardigd: “Ik heb helemaal geen dikke bult!”

///

De kinderen zitten netjes op de grond bij de ini mini wc’s. Op een krukje verschoon ik de kinderen die net op de w.c gezeten hebben en een schone luier nodig hebben. T. (3,5 jaar) zit aan zijn piemel.
“Hij zit aan z’n piemel.” roept S (2,5 jaar) en wijst.
“Ja.” zeg ik alleen, wetende dat ik er maar verder geen woorden over vuil moet maken. Dat doen jongens nu eenmaal. Dat zit er al vroeg in.
“Meisjes hebben geen piemels.” gaat S door met haar uitleg.
“Nee?” vraag ik. “Wat hebben meisjes dan?”
“Meisjes hebben een muisje.”
Ik denk dat ik het verkeerd verstaan heb.
“Wat hebben meisjes?”
“Meisjes hebben een muisje.”
Ik vraag me af of S, het allemaal wel op een rijtje heeft.
“Waar zit je muisje dan?” vraag ik toch nog even door.
Ze wijst naar haar ‘meisjesplasser.’
Collega heeft het toevallig ook gehoord en begint te lachen.
“Da’s nog eens wat anders dan een poes!”

///

Er werd, tijdens de lunch, voor een keer Fristi gedronken.  
‘Roze melluk.’
“Ik wil witte melluuuk!” huilde T.
“Daar hoef je niet om te huilen! Als je het gewoon even vraagt, dan krijg jij witte melk.”
“Bij papa in de kroeg hebben ze ook die.” riep S enthousiast en wees naar de geopende pak ‘roze melluk.’
“In de wat?”
“Bij papa in de kroeg hebben ze ook die.” Ze wees weer.
“Gaat papa dan biertjes drinken?”
“Ja. En dan valt ie van de kruk en moet ie spugen.”

///

T. (3,5 jr) laat een boertje.
“Oh oh,-” zegt ie dan, “Ik had een buikfriemel!”

///

T (3,5 jr) eet zijn laatste broodkorst op en laat een boer.
“Wat zeg je dan?” vraagt collega leidster, gespeeld streng.
T kijkt even vragend, denkt na en zegt dan:
HOPPAAAAH!!”

///

s’ Middags zingen we liedjes.
“Tien kleine visjes, zwemmen in de zee”
T (3 jr) roept: “Nee, nee, nee, doe er maar twee! Anders duurt het zo lang.”

///

Mijn neus kriebelt, en dat vertel ik de kinderen dan ook.
Zegt A: (3,5 jr.)
‘Dan moet je gewoon terugkriebelen.’

///

‘Mijn opa is dood.’
‘Oh. Was hij ziek?’
Er keken een paar peuters van achter auto’s, boeken en klei naar N.
‘Ja. Heel ziek. En nu is ie dood.’
‘Waar is ie nou dan?’ vroeg ik.
‘In de lucht.’

Respectvol luisterend oor.

Wat heb je eraan om je kwetsbare verhaal aan iemand te vertellen die je het gevoel geeft je niet te horen, laat staan te begrijpen.

Liever vertel je je kwetsbare verhaal aan iemand die ten eerste luistert naar wat je te melden hebt en je niet onderbreekt. En mocht je je zo kwetsbaar voelen dat je emotioneel wordt je in je waarde laat en je met woorden kan troosten. Dat mag je jezelf gunnen.

In het boek Opkrabbelen is er een hoofdstuk aan gewijd.

Communicatie.

‘Waarom bezorg je me hoofdpijn?’

Ik was al verbaasd dat ze niet het woord ‘kop’ in plaats van ‘hoofd’ gebruikte. Ze zat achterover geleund in de bank van het station in Delft en draaide een beetje aan een pluk haar.

‘Je bezorgt me hoofdpijn, weet je?’

Ik vroeg me, in het voorbij lopen, af hoe de persoon aan de andere kant van de lijn hierop zou reageren. Ik zou er namelijk helemaal niets mee kunnen. Wat kan je met zo’n uitspraak? Wat wilde dat meisje precies? Dat hij of zij stopte met irritant doen? Was er geen andere manier om duidelijk te maken dat jij je stoorde aan iemand’s gedrag? Was dit typisch iets voor jeugd? En was ik al te oud omdat ik me terecht of onterecht zorgen maakte om het communicatie-niveau van een jongere? Sprak iedereen zo tegen elkaar? Was dit een trend of normaal aan het worden?
Ik vroeg het me gewoon af, daar buiten op een Delft’s perron. In iedergeval leek het me wel komisch om een keer thuis in een discussie ineens te roepen dat de ander me hoofdpijn bezorgde. Eens zien wat het effect van zo’n uitspraak zou zijn.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten