Het was maart, zo goed als voorjaar, toen je hoofd de stenen raakte. Sindsdien kan ik er niet op staan. Alsof voor altijd een stukje ziel daar verblijft waarop ik niet kan lopen. Het is nu herfstig en er liggen dorre blaadjes in de kuil. In de lente lag er een wit veertje. Van de zomer lag er een rood bloempje, met blaadjes die meedeinsten met de wind. …