Kleine details die niet klopten.

aan de zee.
Jaren geleden kwam er een negenjarig meisje elke dag naar de buitenschoolse opvang. Ze had lange blonde krullen en een guitig gezicht. Ondanks problemen, die zij met schouders ophalen van zich af deed, dartelde zij vrolijk rond in de gezellig ingerichte ruimte. In de eerste week dat ik daar werkte had  ik al een vreemd gevoel. Het waren kleine dingen, het kon ergens weinig naam hebben, maar toch bleef ik daardoor alert. Alerter dan bij andere spelende kinderen. Ik besprak het na een maand met de locatiemanager, die het meisje al langer kende omdat het meisje, voordat ze bij mij kwam, vanaf haar vierde in haar groep zat. ‘Nee, ik heb niets gemerkt, hoezo?’ Het zat me niet lekker. Het waren van die kleine dingen.

Kleine opmerkingen, kleine details, kleine dingen die niet klopten. Waar legde ik mijn verhaal dan neer?

Er waren plasonderbroeken. Buikpijnen. Waterschoenen die gedragen werden in de winter. Te kleine jassen. Vertrokken gezichten. Eigenlijk moest je haar altijd naar huis sturen; ze bleef totdat ik de lichten uitdeed en de deur op slot maakte. Altijd alleen naar huis, ook al deden meer kinderen dat. Moeilijk contact met de vader, moeder afwezig en niet capabel een kind op te voeden, dus volledige toezicht van de vader. Kinderen die vertelden dat zij regelmatig tot ’s avonds laat buiten liep en wachtte voor een gesloten deur, ook in de winter. Ernstige blikken. Een kind dat geen kind mocht zijn. Details, kleine dingen die niet klopten. Ik kaartte het nogmaals aan bij mijn leidinggevende. Het zou allemaal wel meevallen. Wat moet een leidster dan?

Mijn gevoel was zo sterk dat ik op een ochtend, met een diepe zucht en trillende handen, het nummer belde van het AMK. (Advies en Meldpunt Kindermishandeling.) Ik had een lijstje voor me liggen met al deze kleine details. Plotseling zag ik dat al deze kleine details grote lijnen vormden.

Later kreeg ik te horen dat ik niet de enige was die het AMK gebeld had. Ook de huisarts, school en buren hadden een melding gemaakt. Dat werd me, off the record, gemeld. Ik heb een gesprek gevoerd met de vader en hij beloofde beter voor zijn kind te zorgen. Hij had het moeilijk, zei hij.

En toen, op een dag, kwam het springerige meisje niet meer naar de opvang. Ze was verdwenen. Meegenomen door haar vader naar het buitenland. …

[Foto gemaakt door Karin Ramaker.]

 

Maak jij hier de dienst uit?

Vrij Nederland.
 

Je raakt weleens in gesprek met mensen. Ook met kleine mensen. Kinderen van, pak ‘m beet, twee en vier jaar oud. En oudere mensen. En dan praat je over de oorlog, briefpapier en de autoloze zondag.

Dingen met vroeger vergelijken. Zelfs ik betrap me er zo nu en dan op. Maar veel kun je niet vergelijken. Je kunt er wel een mening over hebben en dat vind ik prima, alleen zou ik het prettiger vinden dat die ongezouten mening van een oudere persoon gericht is op de gelijkwaardige volwassene en niet gericht is op een onschuldig kind. Dat kind zou maar eens een trauma ontwikkelen voor oude dames met kromme neuzen en lelijke karretjes waar nog lelijkere handtasjes in liggen.

Op een zonnige doordeweekse dag nam ik de wandelwagen mee naar buiten en liep met twee oppaskinderen door het centrum van Delft. De jongste zou al snel moe worden van het geslenter en de benenwagen inwisselen voor de wandelwagen.
We stonden net bij een legowinkel waar volwassen medewerkers een waar kunstwerk gemaakt hadden van mini gekleurde blokjes; een treinstation compleet met rijdende trein, weliswaar reed hij achterstevoren, maar dat mocht de kinderpret niet drukken, toen ik hardop bedacht dat het best weleens gezellig was buiten in de tuin te eten. Ik vroeg dit aan de oppaskinderen. Maar zij waren te druk met zich druk maken over die trein die achterstevoren reed.

‘Trein rijdt niet goed!’

Toen ik hen eindelijk zo ver had om door te lopen vroeg ik nogmaals aan de kinderen wat ze wilden: binnen eten of buiten eten. Ik had niet gezien dat er inmiddels een oudere dame naast ons liep. Een beetje stuntelig, hangend over een rollator, stiefelde ze langs ons heen.

‘Wat zullen we doen? Zullen we binnen of buiten eten?’
Mijn oppaskind droeg trots een oranje voetbal die hij even ervoor uitgezocht had en zelf betaald had aan de kassa.
‘Eh…binnen eten!’ besliste hij.
De oude vrouw draaide zich naar mijn oppaskindje toe en leunde gevaarlijk voorover.

‘Zo, maak jij hier de dienst uit? Ga jij even zeggen dat je binnen gaat eten? En beslis jij dat even? Vroeger hadden kinderen helemaal niets te vertellen!’

Mijn oppaskindje schrok. Deze oude taart leek wel een heks, zo weggelopen uit een Hans en Grietje sprookje. Hij bekeek mij, ik bekeek de oude taart en siste als ze commentaar had op de opvoedersrol ze dat tegen de opvoeder moest ventileren. Niet tegen het kind.
‘Mevrouw beetje boos.’ hakkelde mijn oppaskindje terwijl hij doorliep.
‘Mevrouw is een beetje aangebrand, zo heet dat. Aangebrand.’

Mopperpot.
Oude zeur.
Zeikwijf.
Takketrien.

[Ingezonden naar lezersoproep Vrij Nederland over Mijn Generatiekloof.]

Vallen.

Misschien was hij drie jaar oud. Hij struikelde en viel op de grond. Er was helemaal niets aan de hand. Hij bleef even zitten maar huilde niet, vond het eigenlijk wel interessant op de koude stenen. Er lagen steentjes in de richel, bovendien had hij geen pijn.

‘Waar is …’ hoorde ik zijn vader zeggen.

Toen hij zijn zoon in de gaten kreeg liep hij er snel op af. Alsof er een ramp gebeurd was. Zijn mooie, nieuwe spijkerbroek was misschien wel vies geworden. Waren er kleine kiezels in zijn handen geduwd. Had hij een schaafplek op zijn knie en lag er een dikke traan op zijn wang!

Niets van dit alles.

‘Oh, kom maar hier, schat.’

Papa tilde hem op en wreef over zijn rug. Bracht hem terug naar de tafel. Moeder keek ook nog eens bezorgd naar zijn gezicht. Er waren geen tranen. Geen schaafplek op zijn knie en geen scheuren in zijn broek.

Wie wil hier gerustgesteld worden?

Zielige vaders.

Dan besluit je met kroost en hoogzwangere vrouw lekker van de (snoeihete) zon te genieten op het Zuiderstrand. Met drie kinderen en een vierde onderweg plof je neer in de eerste de beste strandstoel en denkt maar een ding: bier.

‘Papa, ik wil water.’

‘Papa! Ik wil water!’

‘Papaaaa! Ik.Wil.Waaaaaateeeeeer!’

Papa zet zijn biertje weg en sjokt met zoonlief, amper twee jaar, naar een pomp om een emmer met water te vullen en komt met emmer water weer terug en ploft naast hoogzwangere vrouw neer. Zoon van amper twee kiept zo de hele emmer over een net gebouwde zandkasteel van zusje. Zusje begint te krijsen. Zoon van amper twee staat met handen in de zij, net boven de rand van zijn brandweerzwembroek, en haalt uit:

‘Ik wil water!’

Ik kan deze tekst hierboven wel drie of vier keer herhalen. Gewoon copy paste en huppekeej droppen in deze blogpost. *fluit.*

Wat nou sorry!

Dat je boodschappen hebt gedaan en je voor een zakje walnoten alsnog naar een andere supermarkt moet. Met mijn chagrijnigheid was het al goed gesteld. Bij de Albert Heijn stond een meut kinderkes achter een dranghek. Ze vroegen elke voorbijganger die klaar was met afrekenen of ze voetbalplaatjes hadden. Als je alleen voor een zakje walnoten de Appie in wandelt kun je er vergif op innemen dat je met meer aan de kassa verschijnt. Met een plant bieslook bijvoorbeeld. En zeezoutchips.

Nadat ik mijn tas had ingepakt maakte ik aanstalten om de deur uit te piepen. Gauw naar huis. Geen zin in die bonkende hoofdpijn en rode jeukogen van de plotselinge hooikoorts.

‘Mevrouw, heeft u voetbalplaatjes?’ vroeg een, naar ik schat, negen jarig blond meisje achter het dranghek.
‘Nee, sorry…’
‘Wat nou sorry!’ riep ze verontwaardigd terwijl ik doorliep.

Ik stond even stil. Had ik het nou goed gehoord? Ik draaide me op mijn hielen om.

‘Wat nou sorry?’ vroeg ik.
‘Ja, wat nou sorry!’
Ik bekeek het groepje ongeleide projectielen even. Een zielig volkje kinderen achter een oranje dranghek. Zo’n groepje net-niet-pubers met teveel grote mond. Alsof het Nederlands elftal ging winnen vanavond. Dat ze even een beetje heel erg normaal deden!

‘Wat nou sorry? Wat nou voetbalplaatjes!’ riep ik hard uit.

Het groepje was even stil. Alsof ze het even moesten verwerken. Ik verliet de Albert Heijn met opgeheven hoofd.

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten