Alles is rustiger. Mijn gemoedstoestand, mijn adem, mijn tijd. Sterker, ik heb mijn horloge afgedaan en gok hoe laat het is. Meestal zit ik er niet eens zo ver vandaan; kan ik het aanvoelen.
Ik lees een boek, drink een kop koffie, kijk naar de zwaluwen die in een sneltempo over het meer vliegen, duikelend, en weer omhoog zoeven ze de lucht in. Het is niet koud, niet warm en soms verschijnt de zon heel even.
De mensen lopen langzamer. Ze praten langzamer. Het leven is gedwee en rustiger. Men wacht rustig in een rij. Men is kalm en heeft weinig expressie. De koeien grazen, de lammeren liggen loom in de wei en het verkeer is rustig. Het is hier vlak, uiteengestrekt en lijkt in de avond alleen maar stiller. Als ik ‘s ochtends opsta hoor ik helemaal niets, alleen het lichte suizen van mijn oren. En het pruttelen van een koffiezetapparaat, het doortrekken van een w.c of het gekraak van een plastic zak bruine broodjes.
Als ik hier ben zou ik kunnen verdwalen in een hele lange mijmering. Ik zou kunnen verdwalen in een dagdroom of helemaal niets. Ik zou eenzaam worden als ik hier helemaal alleen zou zijn, voor een langere tijd. Ik zou teruggeworpen worden naar mijn eigen onvermogens, mijn inadequaatheid en wensen die ik hier niet vervullen kon.
Ik hou van de stad. Van de gekte, diversiteit, alles anders, kleuren. Ik hou van de exentrieke hilarische, dolkomische identiteit. Ik hou van raar en niet te peilen clowneske vreemdheid. Ik mag het niet saai noemen of hetzelfde omdat het mijn eigen interpretatie is van saai maar er is hier geen gekleurdheid van huizen, van kleding, zelfs van mensen. …
[Foto gemaakt door Marco Raaphorst.]