Het waaide.
Hard.
Vliegerweer.
We hadden een vlieger om mee te vliegeren, wat beter om dat niet te doen op het strand met de zon in je ogen en de wind in je haar? Sommige vrouwen hadden de zomer heel erg in de bol en zaten in zonnenjurkjes op handdoeken. Sommige mannen liepen stoer met ontkleed bovenlijf heen en weer. Kuilen graven.
De vlieger werd omhoog gewaaid. We vierden met het touw. Helaas de eerste keer zakte hij rakelings langs een zonnend meiske in het zand.
‘Ja, ze zeggen niet voor niets, vrouwen achter het stuur, bloed aan de muur. Geldt ook voor vrouwen die zonodig moeten vliegeren. Kunnen er niks van.’
‘Vrouwen aan het stuur, bloed aan de muur!’
Ik keek naast me. Iemand moest het tegen mij hebben.
Hij zat in het zand met zwarte korte broek, kaal hoofd, enorme tatoeage op zijn buik.
Smalend lachend. Hij had er zichtbaar lol in. Zijn twee kinderen naast hem snapten het niet. Dat was maar goed ook. Ik vertelde hem dat ik ging doen alsof ik het niet gehoord had. Hij was ook nog een beetje doof want ik moest het twee keer herhalen. Ik zei ook tegen zijn twee kinderen dat het beter was dat ik net deed alsof ik het niet gehoord had. Ze zaten er tamelijk stoïcijns bij.
Ik probeerde de vlieger weer omhoog te krijgen. Dat lukte. Ik liet het touw meegaan en de vlieger ging hoger de lucht in. Ondertussen besloot stoere papa met een van zijn zoontjes te gaan overgooien. Met een tennisbal. Dat ging even goed. Maar toen miste hij tot twee keer toe de bal die zijn zoon van amper vier hem toeworp. Ik kon het niet laten:
‘Moet je wel goed vangen hoor.’
Hij keek achterom. Hij was niet blij. Keek naar me alsof ik de eerste de beste bitch was die gemeen tegen hem was. Ja, wat wil je nou? Dat ik dan ook maar mijn mond hou? Mag een vent wel ‘grappig’ doen tegen een vrouw maar mag een vrouw geen lik op stuk geven?