Het begint met zeurende pijn die ergens blijft steken. ‘Ik doe je gewoon heel even pijn. Omdat het kan.’ En de pijn gaat heel soms even weg, als je wat doet; afleiding vindt, of het is er wel, op de achtergrond, maar je kunt het wegduwen. ‘Nu even niet.’ Gelukkig kun je wel slapen, zodat je overdag in ieder geval zwaar kunt tillen. De pijn raakt verweven in je dagelijkse leven, en je verlegt ontelbare grenzen. Als vanzelf.
Stilzitten is ergens, als je lang gesjouwd hebt met je lijf, een opluchting maar zit je langer stil gaat de pijn harder steken. ‘Ik doe je gewoon even wat harder pijn. Omdat het kan.’ En je gaat verzitten, loopt wat rond en hoopt dat de pijn weer over gaat. Maar de pijn blijft want de pijn heeft zijn stekkie wel gevonden. In jouw lijf. En het gaat niet over.
En dan, na jaren pijn, ben je op een dag pijnloos.En nog een dag. En je was helemaal vergeten hoe dat was, zonder pijn. Zonder pijn! Ik moet er gewoon van janken. Helemaal zonder. Alsof ik opnieuw mag beginnen. Pijnvrij. Nu begrijp ik waarom dat woord bestaat.
[Foto blokje gemaakt door Sean MacEntee.]