De tafel was gedekt en de borden stonden op tafel. Indiase curry. Mooie kleuren, dacht ik nog, toen ik in de pan keek. Groene broccoli, rode paprika, lichtgroene curry. Als ik er een beetje kokosmelk doorheen deed kreeg ik een draaikolk in mijn wokpan. Ik begreep waarom dit een associatie maakte met kunst; van losse ingrediĆ«nten een geheel maken. Zo ook met dat ene mini canvasdoek dat ik mijn oppaskind pas geleden gaf. De volgende dag schilderde hij een bloem. Toen het doek droog was stond zijn broertje ernaar te kijken. ‘Hij heeft nog nooit een bloem getekend!’ zei hij verbaasd en verwonderd. De bloem stond alleen in een blauwe lucht. Er werd opeens gepraat over een klein schilderijtje. Het zette de jongste aan het denken. Mooi. Dat was de functie van kunst en dat zou wat mij betreft niet verloren mogen gaan. ‘Het is een bepaalde energie die wordt overgebracht.’ zei vriendlief.
Een tijd geleden liep ik over een kunstbeurs en zag heel veel kunst. Beeldhouwwerken, foto’s en schilderijen. Ik liep nietsvermoedend een hoek om en kreeg een emotionele klap in mijn gezicht. Het doek zoog me op. Het zorgde ervoor dat ik alleen was in plaats van met allerlei vreemden om me heen. De onwijs heldere witte cirkel legde zijn handen om mijn gezicht, duwde me in slow motion dichterbij en ik moest huilen. Toen ik besefte waar ik was knipperde ik mijn tranen weg en moest op adem komen. Ik nam een visitekaartje mee. Het doek was gemaakt door Ton van Os. Ik moest hem mailen. En dat deed ik.
Het is niet te meten maar zo werkt het nu eenmaal. Je hoort een lied en raakt ervan onder de indruk. Je leest een gedicht en het doet iets met je. ‘Wat doet het met je?’ Je kunt het niet goed uitleggen. Je ziet een schilderij en je vindt er iets in. ‘Wat dan?’ ‘Een bepaald gevoel.’ Energie. Impact. Emotie.
Die energie zit eigenlijk in alles. In jezelf, in anderen, in de ruimte. Het mengt zich in gesprekken, danst met gevoel. Ik vertelde in mijn mail aan de schilder hoezeer dat ene schilderij me emotioneerde. Het had een licht hypnotiserende werking op mij. Maar het was ook meer dan dat. ‘Het heeft iets Oers.’ zei ik.
Hij mailde me terug dat het hem ontroerde. ‘Ken je een van de laatste regels uit ‘De Avonden’ van Gerard Reve? ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven‘. En daar sloot deze, voor mij, onbekende man zijn mail mee af.