Steeds meer krijg ik een aversie tegen alles dat (aan)geleerd wordt en gezien wordt als recht, perfect en daardoor geassocieerd wordt met mooi en goed.
Moodboards maken met een stanleymesje. Ik gruwel ervan. Natuurlijk is het helemaal prima als je van recht, strak en ‘netjes’ houdt en ga vooral door met snijden in een tijdschrift maar wat leer je daarvan?
Is het niet zo dat je juist door eens verkeerd te scheuren bedenkt of je dat plaatje wel of niet gebruikt of iets anders verzint om het goed te scheuren? Waarom mogen drie-jarigen voor hun fijne motoriek wel scheuren als activiteit en mogen volwassenen dat tijdens schooluren niet meer?
Wanneer stappen we af van alles dat ‘zo hoort’ en gaan we eens kijken naar wat ‘past?’
Waarom krijgen we structuren aangeboden en geen opties? Is het een beter dan het ander of is het allebei prima, alleen anders? Mag je spelen met creativiteit of is het beter de creativiteit aan banden te leggen? Ik denk het niet. Laat leerlingen eens verschillen maken in plaats van allemaal hetzelfde. We gaan toch ook niet allemaal hetzelfde gekleed, houden van dezelfde gerechten en kopen dezelfde spullen?
We leren anderen perfectionisme gewoon aan, terwijl scheef, gescheurd of anders net zo prima is en bovendien prima uit te leggen valt. Misschien liet iemand op deze trap per ongeluk zijn of haar stanleymesjes vallen maar chapeau voor degene die ze niet meer wilde! …
In mijn boek Opkrabbelen leg ik meer uit over ‘niet standaard’ ‘scheef’ ‘gescheurd’ en ‘gerafeld’.