Ik dacht dat het nu wel af was.

Het is lastig om een ‘af’ verhaal weer uit elkaar te halen. Uit elkaar halen betekent onherroepelijk dat er weer chaos ontstaat. Niet alleen doordat de zinnen en woorden los van elkaar komen te staan, maar ook in mijn hoofd zal er chaos en daardoor verwarring ontstaan. De vraag is of ik dat wil gaan doen. Aan de ene kant zijn er daardoor weer opties, kan ik weer aanpassen. Aan de andere kant begin ik weer aan iets nieuws terwijl ik dacht dat het nu wel af was.

Dit allemaal omdat ik met mensen sprak de afgelopen tijd over mijn verhaal en het schrijven en welke versie dit is, hoe het vorm te geven en wat wel te doen en niet. ‘Misschien was het een persoonlijke voorkeur om de lucht in de compactheid te willen lezen. Misschien schrijf jij juist beter als de compactheid juist blijft.’

Op dit moment ligt mijn ‘af’ verhaal van 50.179 woorden bij twee nieuwe uitgevers. ‘Blijven proberen. Volhouden.’ Ik voel weerstand als ik maar twee hoofdstukken moet aanleveren met een korte synopsis want dat is niet het geheel. Het schiet meteen weer door mijn hoofd dat ik wil dat men alles leest want dat is het verhaal, niet een stukje. Bij een blogpost begin je meteen met de kern want de lezer is ongeduldig. Dat zeg ik steevast bij elke blogtraining als ik voor een groep beginners sta. Maar dit is geen blogpost. Dit is veel meer dan dat.

Ik schreef dit met heel veel liefde en zorg en met geduld. Het mag ambitieus zijn, een beginsel, maar je moet bij een begin beginnen. Bovendien is dit niet een eerste versie. Het is aangepast en aangepast en nog eens aangepast totdat ik er zelf een punt achter moest zetten.

Maar de korte verhalenbundel zit wel in mijn hoofd. Het was een dankbaar advies van iemand met uitgeverservaring. Als ik mijn ‘af’ verhaal uit elkaar ga rijgen, andere hoofdstukken maak en verkort, wat krijg ik dan? Ik mis een redacteur die dit normaal gesproken met mij aanpakt.

Misschien is het tijd voor een schrijfvakantie in een hutje in de polder. Aan een dijk. Met een houten tafel voor de openklapdeuren waar de zon ’s morgens heel vroeg opkomt en mijn laptop, een kop verse koffie en de stilte mij zal doen schrijven. Misschien dat de middagwandeling, de natuur en het mijmeren mij op ideeën brengt. Misschien kan ik het verhaal van de hoofdpersoon uit elkaar rijgen en zien wat het brengt. Het valt namelijk, na het uit elkaar halen, ook weer in elkaar. …

 

 

Eigenlijk is schrijven maar een eenzaam beroep.

Als je banketbakker bent weten mensen dat je ‘s morgens vroeg opstaat om broden te bakken en dat die broden later in de winkel liggen en ,als je geluk hebt, warm verkocht worden. Men weet hoe het gaat. Maar ik krijg eigenlijk weinig tot geen vragen over het schrijven van mijn boeken. Men kijkt toch een beetje glazig en gaat over op een ander onderwerp. ‘Hoe gaat het met je boek?’ wordt af en toe gevraagd maar inhoudelijk en er dieper op ingaan is er meestal, in mijn geval, niet bij. Het stagneert bij die ene vraag. Het is een ver van mijn bed show. Eigenlijk is schrijven maar een eenzaam beroep.
En dan is het leuk als je een schrijver tegenover je hebt die weet hoe het gaat, die snapt hoe moeilijk het is om voor een leeg scherm te zitten en de woorden eruit te persen.

Een keer per jaar zit ik met schrijvers samen tijdens een gezellige barbecue, georganiseerd door mijn uitgever. Dan delen we verhalen en komen de beroepsmatige strubbelingen langs. Maar tussendoor vertel ik en deel ik weinig met schrijvers.
Het is een verademing om eens van gedachten te wisselen en gewoon eens te praten over woordaantallen, chronologie, hoofdpersonen, gefrustreerd raken, drukte, het laten liggen en weer oppakken, adviezen, kritische noten en stug door bikkelen.

Misschien schrijft de schrijver in eerste instantie ook wel alleen voor zichzelf. Het is afzien op je zolderkamer, alleen met je verhaallijn. Soms scheurt een hoofdpersoon een snee in je tekst en moet je opnieuw beginnen. Dat ziet geen hond natuurlijk. Bloeden is het. Bloeden en deppen.

Ik vind het namelijk helemaal niet prettig om mijn verhaal eerst te laten lezen door iemand anders. Soms denk ik: ik wil helemaal niet dat mensen het gaan lezen en overvalt me stille paniek. Toen ik de eerste vijftig bladzijdes liet lezen van mijn nieuwe verhaal aan de uitgever (ik krijg het woord boek of roman vaak niet eens mijn strot uit) moest ik ook even slikken.

Het is nogal naakt hoor, zo’n stukje verhaal fabriceren uit jouw hersenpan.

‘Schrijf je een literair roman?’ kreeg ik vandaag de vraag tijdens een één op één blogtraining met een schrijver.
Ik moest bijna hysterisch hardop lachen.
Hahaha, ja, nou, dat zou echt wat zijn hè?

Het is verdomme vreselijk confronterend en eng om je verhaal, je pakket van (nu) bijna vijf-en-dertig-duizend woorden, te duiden. Laat staan te laten lezen als het er minstens vijftigduizend zijn.

En waar doe je het dan verdomme voor?
Omdat het eruit moet!

Vrij. Om te schrijven en de lading over je heen te krijgen.

nuance

Ik ga de link hier niet plaatsen. Het was nogal een berg hoogdravendheid wat ik gisteren, via een conversatie en een doorverwijzende link op twitter, las. Waarschijnlijk dacht de schrijver, jeuj, ik ben nieuw en mag op dit platform bloggen en laat ik nou meteen eens flink met de deur in huis vallen. Het doet het namelijk altijd goed, flink je mening geven over een bepaald hot item en als je het dan een beetje extra aandikt kun je wellicht veel views verwachten. Een stukje ‘bad publicity is good publicity‘. En toch ook een schouder misschien, maar die schouder was ver te zoeken of niet breed genoeg. De blogger in kwestie was op zoek naar gelijkgestemden maar kreeg de tegenpolen op haar dak.

Terwijl iedereen zich erover heen stortte en het walgelijk vond, vond ik het vooral verdrietig en hoopte ik nog steeds dat het een grapje was.

Vandaag viel ook de beurt aan Yvonne Kroonenberg. Iets met primitieve mensen en geschoolde mensen die moeilijke dingen leren en klassieke muziek luisteren. ‘Iedereen noemt zich ook maar mens tegenwoordig.’ verzuchtte ze.

Was het niet een soort grapje? vroeg ik me af. Kon het misschien zo zijn dat iemand een grapje had gemaakt? Mag het (alsjeblieft) een grapje zijn? Als het een cabaretiër was geweest hadden we gehuild van het lachen.

Gisteren blogde ik over vrijheid van schrijven. Het kan zomaar ineens zo zijn dat je in de schijnwerpers staat waar je, voordat je begon met je verhaal, niet over nagedacht had. Het voordeel van lompe directheid zonder enige nuance is dat je wel meteen duidelijk hebt wat de ander ergens van vindt en hoe hij is. Laten we er vooral ook de voordelen van inzien.

Rosalinde Markus beantwoordt de blogvragen n.a.v 20 jaar bloggen.

Rosalinde Markus foto

Alweer 20 jaar? dacht ik. En hoe zit het met de Nederlandse bloggers? Hoe hebben zij het bloggen tot nu toe ervaren? Zelf ben ik ergens begin 2000 begonnen, via verschillende platforms, waaronder web-log maar voel me nu alweer jaren ‘thuis’ bij WordPress. Hoe kijken mijn collega-bloggers er tegenaan? Ik vroeg een aantal bloggers 3 vragen te beantwoorden naar aanleiding van 20 jaar bloggen, vandaag beantwoordt Rosalinde Markus de blogvragen.

“Blogging is a conversation, not a code.” — Mike Butcher.

Rosalinde Markus (1994) is communicatiestudente, verslaafd aan koffie en heeft al zolang ze zich kan herinneren een passie voor schrijven. Ze droomt ervan ooit zelf verhalen te publiceren die lezers raken. In de tussentijd blogt ze op Passie voor Schrijven (sinds november 2011) over hoe je als jonge schrijver voor je passie gaat. Ook is ze webredacteur bij stichting Jonge Schrijversavond.

1. Wat is de voornaamste reden dat je een blog bijhoudt?

Ik begon in november 2011 met bloggen om verschillende redenen. Toen ik begon wilde ik vooral beter leren schrijven en comfortabeler worden met hoe ik schreef. Als je begint met schrijven is het vreselijk om je eigen werk terug te lezen. Je ziet overal zinnen die herschreven moeten worden, beschrijvingen die niet levendig genoeg zijn of metaforen die je te vaak gebruikt. Door te bloggen dwong ik mezelf om regelmatig iets te schrijven en op het wereldwijde web te zetten, waardoor ik niet alleen vaker schreef maar ook op een gezonde manier naar mijn teksten leerde kijken. Inmiddels is de voornaamste reden dat ik andere jonge schrijvers wil inspireren om te blijven schrijven en er meer aandacht aan te besteden. Ik merk dat er in het literaire wereldje vaak wordt neergekeken op jonge schrijvers. Er bestaan veel vooroordelen: dat ze niet genoeg levenservaring hebben om te kunnen schrijven, te weinig boeken hebben gelezen, de klassiekers niet kennen, allemaal narcistisch zijn en over zichzelf schrijven. Ook ouders of de omgeving stimuleren hen vaak niet omdat ze er niets in zien. Ze nemen het niet serieus. Vooral als je jong bent, is de kans groot dat je je iets van die meningen aantrekt en het schrijven daardoor op de achtergrond raakt. Door te bloggen probeer ik ze herkenning te bieden en te motiveren om toch door te zetten. Schrijven kan je ontzettend veel geven.

2. Wat is altijd constant gebleven in je blog en hoe je blogt en wat is door de jaren heen veranderd?

Er is weinig constant gebleven sinds ik met bloggen begonnen ben. In het begin blogde ik over andere onderwerpen, gebruikte ik nooit eigen foto’s, wisselde ik vaak van lay-out en had ik een andere domeinnaam. Ook mijn schrijfstijl was zich nog aan het ontwikkelen. Het enige dat ik kan bedenken is dat ik sinds ik blog altijd blogposts online heb gezet en er aandacht aan bleef geven. Er is geen week geweest waarin ik niet minstens drie keer blogde. De grootste verandering is het onderwerp waar ik over blog. Ik begon met columns en persoonlijke schrijfsels, tot ik inzag dat ik liever mijn ervaringen en mijn zoektocht bij het schrijven deelde. Eerst was mijn blog een omniblog en schreef ik over alles, nu is het een nicheblog die vooral over schrijven, bloggen en creativiteit gaat.

3. Kun je een moment beschrijven waardoor je blog zijn waarde en kracht liet zien?

Er zijn veel momenten geweest waarop ik dacht: ‘Wat ben ik blij dat ik met bloggen begonnen ben.’ Door mijn blog neem ik meer initiatief, bezoek ik regelmatig literaire evenementen, ontmoet ik veel leuke mensen en heb ik een blogvoorbeeld geïnterviewd. Mijn blog is een uitlaatklep die altijd voor me klaarstaat zonder te oordelen. Het moment dat het meest voor mij betekende, was dat ik aangenomen werd als webredacteur bij stichting Jonge Schrijversavond. Ik vind het fantastisch om onderdeel te mogen uitmaken van de stichting en het geeft me veel energie. Hoewel ik de jongste sollicitant was, zagen ze dat ik echt enthousiast was doordat ik al maanden over schrijven blogde. Tijdens het gesprek merkte ik dat ze mijn blog inhoudelijk hadden bekeken en mijn ervaring met bloggen als pluspunt zagen. Als ik niet met bloggen was begonnen, zou het waarschijnlijk ook niet in me zijn opgekomen om te reageren.

Maak jij hier de dienst uit?

Vrij Nederland.
 

Je raakt weleens in gesprek met mensen. Ook met kleine mensen. Kinderen van, pak ‘m beet, twee en vier jaar oud. En oudere mensen. En dan praat je over de oorlog, briefpapier en de autoloze zondag.

Dingen met vroeger vergelijken. Zelfs ik betrap me er zo nu en dan op. Maar veel kun je niet vergelijken. Je kunt er wel een mening over hebben en dat vind ik prima, alleen zou ik het prettiger vinden dat die ongezouten mening van een oudere persoon gericht is op de gelijkwaardige volwassene en niet gericht is op een onschuldig kind. Dat kind zou maar eens een trauma ontwikkelen voor oude dames met kromme neuzen en lelijke karretjes waar nog lelijkere handtasjes in liggen.

Op een zonnige doordeweekse dag nam ik de wandelwagen mee naar buiten en liep met twee oppaskinderen door het centrum van Delft. De jongste zou al snel moe worden van het geslenter en de benenwagen inwisselen voor de wandelwagen.
We stonden net bij een legowinkel waar volwassen medewerkers een waar kunstwerk gemaakt hadden van mini gekleurde blokjes; een treinstation compleet met rijdende trein, weliswaar reed hij achterstevoren, maar dat mocht de kinderpret niet drukken, toen ik hardop bedacht dat het best weleens gezellig was buiten in de tuin te eten. Ik vroeg dit aan de oppaskinderen. Maar zij waren te druk met zich druk maken over die trein die achterstevoren reed.

‘Trein rijdt niet goed!’

Toen ik hen eindelijk zo ver had om door te lopen vroeg ik nogmaals aan de kinderen wat ze wilden: binnen eten of buiten eten. Ik had niet gezien dat er inmiddels een oudere dame naast ons liep. Een beetje stuntelig, hangend over een rollator, stiefelde ze langs ons heen.

‘Wat zullen we doen? Zullen we binnen of buiten eten?’
Mijn oppaskind droeg trots een oranje voetbal die hij even ervoor uitgezocht had en zelf betaald had aan de kassa.
‘Eh…binnen eten!’ besliste hij.
De oude vrouw draaide zich naar mijn oppaskindje toe en leunde gevaarlijk voorover.

‘Zo, maak jij hier de dienst uit? Ga jij even zeggen dat je binnen gaat eten? En beslis jij dat even? Vroeger hadden kinderen helemaal niets te vertellen!’

Mijn oppaskindje schrok. Deze oude taart leek wel een heks, zo weggelopen uit een Hans en Grietje sprookje. Hij bekeek mij, ik bekeek de oude taart en siste als ze commentaar had op de opvoedersrol ze dat tegen de opvoeder moest ventileren. Niet tegen het kind.
‘Mevrouw beetje boos.’ hakkelde mijn oppaskindje terwijl hij doorliep.
‘Mevrouw is een beetje aangebrand, zo heet dat. Aangebrand.’

Mopperpot.
Oude zeur.
Zeikwijf.
Takketrien.

[Ingezonden naar lezersoproep Vrij Nederland over Mijn Generatiekloof.]

Door de site te te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten