Toen ik stopte met mijn baan had ik er al twee dagen Heerlen op zitten. Twee dagen Heerlen? Ja, via mijn laatste werkgever was ik naar een man gestuurd die me twee hele lange dagen een reeks testen liet doen. Psychologische tests, intelligentietests, competentietests en kweetniet wat voor meer tests, maar ik was het na twee dagen Heerlen en twee dagen binnen zitten met een geel potlood, grijze gum en witte vellen met hokjes helemaal beu.
‘Je spanningsboog is kort.’ had de man verteld. Ik zat tegenover hem in een staltige kamer met breed bureau. Ik roerde met een lepel in een grote mok koffie. Oud nieuws. ‘Snel afgeleid, daarom heb je sommige tests minder goed gemaakt. Als je je wat meer had geconcentreerd had je er meer van gebakken.’
Dat ik wiskundig niet erg bijster scoorde verbaasde me ook niet. Wel verbaasde het de beste man dat ik hoger scoorde voor ruimtelijk inzicht, maar dat kon hij, vergeleken met andere tests, ook ergens wel weer verklaren. Dat ik moeilijk toetsbaar was vertelde hij ook. Dat verbaasde mij dan ook weer niet aangezien ik zo’n zelfde opmerking ook al kreeg als twaalfjarige bij de CITO toets en er toen ook al een tweede test gedaan moest worden om ‘zekerheid’ te krijgen. Wat mij in banen en werkgevers dwars zat, zo concludeerde de man, was het feit dat ik erg consciĆ«ntieus was en daarom sneller in de clinch raakte met beleid, regels en beslissingen. Ook dat liet me niet van de stoel vallen. Wel dat de beste man me vertelde dat het voor mijzelf, mijn drive en plezier beter was voor mezelf te beginnen. Omdat ik me daar het beste ontplooide en eindverantwoordelijkheden kon dragen.
Creativiteit en internet. Daar begon alles mee. Twee brede woorden, maar om mee te starten twee mooie brede kernwoorden.
Het irritante aan testen maken is dat het een momentopname is. Toevallig op die dag je niet helemaal fit voelen is dus funest voor de eindscore. Wat zegt zo’n test eigenlijk precies of zegt een test erg weinig, als puntje bij paaltje komt?
[Foto blokje gemaakt door Whatsnot.]