Gisteren had ik mijn dag niet. De hele dag niet. Een soort melancholie maakte zich van me meester terwijl het de hele dag bleef miezeren en ik het koud had. Toen ik ‘s avonds met de trein naar huis reed sloot ik mijn ogen. Bij Hollands Spoor stapte ik uit. Er waren tientallen voorvallen geweest in de trein dat ik mijn tas voor me hield omdat iemand te dicht achter me stond en ik het niet vertrouwde. Zelfs een paar jaar geleden was ik getuige van een treinroof en moest een verklaring afleggen. Nu stond ik op een koude, waaierige avond bij een tramhalte en liet ik mijn gedachten gaan. Zorgeloos. Toch hield iets, of iemand eigenlijk, me niet los.
“If, in 10 years, you were to look back at your actions of today, what would you change?” — Craig Ballantyne.
Soms voel je aan al je haren in je nek dat iets niet klopt. Dan recht je je rug, spits je je oren en ben je uitermate alert. Er liepen twee grote mannen pal langs me heen. Je zou denken dat zij, net als iedereen, op een tram moesten wachten. Iets in mij wist dat het niet zo was. Ze drentelden wat, die twee grote kerels, en liepen toen ineens weer weg. Ze liepen alleen niet via een normale route, zou je denken, maar kriskras door mensen heen. Tien minuten later kwam mijn tram.
Het was druk. Er stond een meisje links achter me en ik liep naar voren. Bij het instappen, eerste tree, voelde ik een duwtje en werd er iets achter me langs mijn rug weggehaald. Het ging allemaal erg snel. Ik keek om terwijl ik instapte en zag dezelfde gozer weer op dezelfde plek staan als waar ik net een seconde geleden stond. Soms denk je dingen in een waas terwijl de seconden verder tikken. Ik dacht nog: ‘Wat doet die kerel daar nu weer? Ik dacht ook: ‘Heeft ie mijn telefoon?’ Ik doorzocht mijn tas, nog een keer, nog een keer en ik kon het niet vatten. Terwijl de deuren van de tram zich sloten leken alle voorbijgevlogen scènes bij elkaar te komen. Mijn telefoon is gejat!
‘Telefoon gejat? Oh, wat erg.’
Dat kind dat schuin achter me stond zat me aan te kijken. Ze zat weer links achter me in de tram. Ik begon gaanderweg steeds kwader te worden. Dat ze $##!%$! van mijn welverdiende en bij elkaar gewerkte spullen afblijven! Vieze, gore, vuile $%#@! Ik sprak haar aan. ‘Jij stond achter mij hè?’ wees ik met kwade blik in mijn ogen. Er viel niets te bewijzen, realiseerde ik me, maar ik wilde dat ze het voelde als ze er alsnog mee te maken had. Ik wilde dat ze wist dat ik het wist. ‘Wat?’ ze schudde haar hoofd. ‘Jij hebt geen extra telefoon zeker?’ hoonde ik. ‘Nee! Er werd geduwd daar!’
Blokkeren. Zo snel mogelijk. Blokkeren. Het werd een mantrawoord terwijl ik de tram uit rende naar het dichtstbijzijnde politiebureau. ‘Nee, eerst blokkeren en dan aangifte doen.’ Ja, tuurlijk. Ik nam de eerst volgende tram naar huis, rende de laatste meters. Blokkeren. Zo snel mogelijk. Dat die vieze, vuile, gore, smerige %$#@! niets belden met mijn bij elkaar gewerkte en hard verdiende abonnementsgeld! Niet meteen het goede telefoonnummer vinden via de Vodafone site maakte mij razend. Na mezelf te kalmeren lukte het om alles te blokkeren. Ze hadden een half uur de tijd gehad om überhaupt te bellen. Ik voelde een lichte misselijkheid opkomen. Gadver eigenlijk, dat onbekende lui in m’n telefoon konden. Iets met privacy. Niet dat ik rare informatie had opgeborgen via apps, sms-jes of email, maar het was altijd aan mij geweest om te delen wat ik wilde delen.
‘Je zet toch ook alles op Twitter?’
Wacht even, daar is weloverwogen over nagedacht en de controle is bij mij.’
Ik was er goed ziek van. Waar was ik nou echt ziek van? Dat mijn toestel weg was? Nee. Ik miste mijn telefoon niet eens. Vond het ergens best lekker rustig zonder telkens te kijken op mijn telefoon. Als je weet dat je geen telefoon hebt, ga je andere dingen doen. Het is gewoon zo. Niets aan te doen. Ik heb wel vaker zonder telefoon ‘geleefd’. Geen enkel probleem en volledig behapbaar. Maar op de een of andere manier is mijn telefoon mijn dagboekje geworden. Mijn mini ik.
Alle wachtwoorden werden veranderd. Het was nogal wat werk. Er waren nogal wat apps en andere tools die ik gebruikte. Niet dat die lui waarschijnlijk op zoek waren naar persoonlijke informatie maar alleen maar mijn toestel wilden doorverkopen, maar toch gaf het een naar en vervelend onheilspellend gevoel. Meteen dacht ik aan het theaterstuk van Firma Mes waar ik vorig jaar heen ging. Toch een naar gevoel bracht me dat opeens.
‘Wat is het dan wat je zo ziek maakt?’ vroeg mijn bezoek vanochtend.
‘Het gaat niet eens om dat toestel. Ja, het is erg klote dat ik nu geen telefoon heb, maar het is een ding. Ik heb geen dierbaren verloren. Wat mij ziek maakt is het gevoel dat mijn privacy aangetast kan zijn. Ik heb niet de vrijheid gehad om zelf te beslissen wat men mag weten van mij en wanneer niet. Door mijn telefoon vol te spekken met apps, foto’s en sms-jes zou iemand mijn hele privacy kunnen screenen. Ongevraagd. Zonder erg. Niet traceerbaar. Zoals NSA of PRISM en afluisterpraktijken, camera’s. Het is tegelijkertijd ook heel dubbel. Morgen moet ik langs het politiebureau om persoonlijk aangifte te doen omdat ik een signalement kan geven en bij Hollands Spoor heel veel camera’s hangen.’
Eigenlijk zitten mij twee dingen erg dwars aan dit hele voorval. Het feit dat privacy echt iets is waar ik over ga nadenken de komende tijd en actie op ga ondernemen. Dat 70% van de Nederlanders het prima vindt gefilmd te worden en dat er wegens mogelijke incidentele terroristische acties afgeluisterd en gecheckt kan worden vind ik ongelofelijk. Het tast je eigenheid en eigen ruimte aan. Wanneer je het gevoel krijgt dat men je overal kan afluisteren, ook in je eigen levenssfeer, creeër je wantrouwen. In de Universele Rechten van de Mens staan ook de integriteitsrechten beschreven waar het recht op privacy onder valt.
Het andere wat mij dwars zit is mijn eigen actie en non actie. Vooral dat laatste zit mij danig dwars. Het is een soort ‘had ik maar’ wat in mijn hoofd spookt. Waarom was ik in die tram blijven zitten? Ik had uit moeten stappen en enorm hysterisch moeten gaan doen voor die gast. Ik had iets moeten doen. Vooral dat zit me dwars. Ik was furieus en kon met mijn furieusheid niet uit de voeten. Gebrek aan bewijs, gebrek aan impulsiviteit, gebrek aan actie. Ik had het liefst willen schoppen en aan z’n smerige vuilniszakkenjas willen trekken en willen schreeuwen: ‘Blijf met je smerige poten van mijn spullen af!’ En ‘Heb jij niet van je moeder geleerd van andermans spullen af te blijven en je eigen spullen te kopen!’
Voor heel veel gasten is een telefoon een telefoon en zo’n telefoon trek je leeg en verkoop je omdat je geld wil maken. Pas geleden nog een documentaire gezien via Human over zestienjarige gastjes die niet bij de AH willen werken omdat ze ‘buiten’ in een dag maken waar een AH medewerker een maand voor moet werken acht uur per dag. Eerlijk geld of makkelijk geld. Spullen van een ander. Alles om zichzelf te spekken. Maakt niet uit. Ik vertel morgen mijn verhaal aan de politie. Dat is alles wat ik kan doen nu. En er lering uit trekken. Mijn tas is naar de reparateur gegaan. Ik heb ook andere voorzorgsmaatregelingen getroffen. Ik denk na. Over mijn diefstal van privacy en wat ik ermee kan.
Foto gemaakt door urbanartcore.eu