Ik bevond me in een kale kamer met een tafel in het midden. Het was overdag, de wind blies lichtjes een gordijn naar binnen. Aan de tafel zat een man die overduidelijk ‘eigenaar was van iets’. Schuin tegenover hem zat een vrouw, een actrice. Ik bevond me ergens verder weg in de kamer, maar ook weer dichtbij genoeg om me overal mee te bemoeien. Dat deed ik dan ook.
De man liep teksten door, zoals een regisseur dat doet. Dit moet zo, dit hoort zo, dat moet anders. De actrice tegenover hem knikte. Op een gegeven moment nam hij de woorden ‘Alles is uiteindelijk spel’ in de mond en ik, achterover geleund om mee te luisteren, schoot naar voren. Met beide armen zwaaide ik in de lucht. ‘Dat moet je volgende toneelstuk zijn!’
‘Alles is maar spel!’
De regisseur keek op en dacht even na. Hij mompelde wat. In dromen is mompelen dubbel zo vervelend als in het echte leven. In het echte leven kun je nog vragen: ‘wat zeg je nou?’ maar in een droom lukt dat (vaak) niet. ‘Dat heb ik al een keer gedaan, dat heette de Twee Heren.’ zei hij. Hij bedoelde waarschijnlijk dat hij dit thema al eens verwerkt had in een ander toneelstuk. Oké. Vond het nog steeds een briljante titel.
De actrice ging een scène oefenen. Ze liep heen en weer, de regisseur gaf commentaar dat ik niet kon verstaan. Als je het niet goed kunt verstaan in een droom zal het wel niet belangrijk zijn. De regisseur vroeg of ze wilde stoppen. Haar hand lag nog op de deurklink. Ze luisterde maar schudde haar hoofd.
‘Als ik niets wil zeggen dan blijft deze deur gesloten.’
was haar reactie.
Duidelijke metafoor voor iets, stelde ik meteen al vast tijdens het dromen.
Toen ik wakker werd bedacht ik me twee heren van ver. Iets met een spel en deuren die gesloten blijven. …