Misschien was hij drie jaar oud. Hij struikelde en viel op de grond. Er was helemaal niets aan de hand. Hij bleef even zitten maar huilde niet, vond het eigenlijk wel interessant op de koude stenen. Er lagen steentjes in de richel, bovendien had hij geen pijn.
‘Waar is …’ hoorde ik zijn vader zeggen.
Toen hij zijn zoon in de gaten kreeg liep hij er snel op af. Alsof er een ramp gebeurd was. Zijn mooie, nieuwe spijkerbroek was misschien wel vies geworden. Waren er kleine kiezels in zijn handen geduwd. Had hij een schaafplek op zijn knie en lag er een dikke traan op zijn wang!
Niets van dit alles.
‘Oh, kom maar hier, schat.’
Papa tilde hem op en wreef over zijn rug. Bracht hem terug naar de tafel. Moeder keek ook nog eens bezorgd naar zijn gezicht. Er waren geen tranen. Geen schaafplek op zijn knie en geen scheuren in zijn broek.
Wie wil hier gerustgesteld worden?