Bij het station van Zaandam voel ik me, als ik buiten sta, net een soort mini Alice in Wonderland gedumpt in reuze Madurodam. De grote blokkendozen met ronde randen lijken allemaal op elkaar en hebben allerlei groene kleuren. Het is bijna onwerkelijk.
Het was vroeg eten geblazen omdat ik naar een dansvoorstelling ging. Even na vijven vroegen we de kaart en bestelden meteen, anders kwamen we te laat. Toen de frietjes, salade en een bord met saté spies werd gebracht vielen we dus ook aan.
Er was iets aan de hand met de satésaus. Ik proefde het maar kon het niet meteen thuisbrengen. Het zorgde ervoor dat mijn maag rare dingen ging doen. Ik kreeg het niet op. Het was vies. De saté was gruwelijk zout. Zo zout dat mijn maag drie salto’s maakte en op herhaling ging.
Bij het wegnemen van de borden vroeg de serveerster natuurlijk of het gesmaakt had. ‘De saté was erg zout.’ meldde ik dan toch maar. (Altijd een gênant moment.) ‘Het vlees of de saus?’
Ze nam de borden mee. Dat was het dan. Ik had slecht gegeten. Saté laten staan. Geen koffie van het huis. Geen korting of wat dan ook. Geen kok die even excuses kwam maken. Geen maagpijnpilletje. Nakkes.
Was die ober nu geneigd, bij de eerstvolgende klant, gewoon met een grote lepel een enorme lading satésaus over het vlees te ketsen omdat maar een persoon geklaagd had? Ik ging me van alles afvragen.
Kukelde de ober nu de hele pan saté weg of ging ie het alsnog op smaak brengen? Hoe bracht je te zoute saté weer goed op smaak? Was ie nu aan het vloeken in de keuken omdat zo’n trutje zijn saté niet goed vond of barstte hij in huilen uit en was ie geneigd zijn schort weg te leggen en naar huis te gaan?
Van zoute saté krijg je enorm veel dorst.